‘Wie z’n jong draag jij, juffie? Welke schoft heeft in jou gezeten?’ krijste de vrouw.
Een kille, angstaanjagende schok greep Heather tot in het diepst van haar zenuwen aan. Haar ogen werden heel groot en haar gezicht lijkbleek. In haar onschuld had zij daar helemaal niet aan gedacht. Toen zij onder Kapitein Birmingham lag, had zij niet aan de eventuele gevolgen van zijn daad kunnen denken. Zij had het feit, dat zij niet ongesteld geworden was op de normale tijd, verklaard doordat zij zo in de war was door alles wat haar overkomen was. Maar nu wist zij wel beter. Zij zou een baby krijgen… een baby van die schoft van een zeekapitein. De ploert! Idioot! Krankzinnige! Oh god. dacht zij. Waarom? Waarom?
Door het dolle heen schudde Tante Fanny Heather door elkaar tot haar hoofd haast van haar romp vloog.
‘Wie is het? Wie is die smerige hengst?’ schreeuwde zij. Haar handen omklemden Heather’s armen zo stevig, dat het meisje het uitgilde van de pijn. ‘Zeg het me, anders wring ik het uitje. En dat meen ik!’
Heather kon niet meer denken. Zij was verdoofd, half bewusteloos door de schok.
‘Alstublieft… oh, laat u mij alstublieft los,’ mompelde ze, volkomen in de war.
Plotseling verhelderde de blik van Tante Fanny en zij duwde Heather in de dichtstbijzijnde stoel.
‘Henry… die was het, hè? Je oom zei dat hij gek op jou was en nu weet ik ook waarom. Hij is de vader van dat jong. Als hij denkt dat hij mijn goeie naam in het dorp te grabbel gooien kan, dan heeft hij het mis. Ik heb je gezegd dat als jij ooit zou zondigen, jij de gevolgen dragen moest. Nu zul je met Henry moeten trouwen. Die smerige nietsnut! Hij zal ervoor betalen, dat zweer ik je.’
Langzaam begon er iets van wat zich voor Heather afspeelde, tot haar door te dringen. Zij werd zich ervan bewust wat haar tante zei en dat Henry’s naam daarbij viel. Bevend en verward dwong ze zichzelf de feiten onder ogen te zien. Wat zij ook doen zou, zij kon niet toelaten dat Henry de schuld kreeg. Zo diep wilde ze hem niet kwetsen, zodat hij haar nog meer verachten zou. Trillend raapte zij haar jurk op en hield die voor haar naakte lichaam.
‘Het was Henry niet,’ zei ze zacht.
Met een ruk draaide haar tante zich om. ‘Hè? Wat zegje?’
Bewegingloos zat Heather daar en staarde in het vuur. ‘Het was Henry niet,’ herhaalde zij.
‘En wie was het dan wel als het die schoenlapper niet was?’ vroeg de vrouw streng.
‘Het was een zeekapitein uit de koloniën,’ zuchtte Heather lusteloos. Zij leunde met haar wang tegen de grote, ruwe rug van de stoel waarin zij zat. De vlammen van het vuur beschenen haar gezichtje. ‘Zijn mannen vonden me, brachten me naar hem toe en hij verkrachtte me. Dat is eerlijk de waarheid.’
Wat zou het uitmaken als zij nu allemaal de vernederingen zou vertellen, die zij onder de handen van die man ondergaan had? Binnen een paar maanden zou iedereen toch weten dat zij zwanger was, tenzij haar tante besloot haar in huis te houden en haar niet meer naar het dorp liet gaan. En zelfs dan, hoe zouden zij de baby verklaren, nadat het kind geboren was?
Haar tante kneep haar voorhoofd tot grote rimpels. Zij snapte er niet veel van.
‘Waar heb je het over? Wanneer vonden ze jou? En waar?’
Heather kreeg het niet klaar over William’s dood te praten. ‘Ik raakte uw broer kwijt en die Yankee-zeelui vonden me,’ mompelde ze en staarde in het nog steeds krakende vuur. ‘Zij gaven me aan hun kapitein als een stuk speelgoed en hij wilde me niet laten gaan. Slechts omdat ik dreigde zijn bediende neer te schieten, lieten ze me weer vrij. Toen ben ik direct hierheen gekomen.’
‘Hoe raakte jij William kwijt?’
Heather sloot haar ogen. ‘We gingen… naar een kermis… en op de een of andere manier raakten we elkaar kwijt. Ik heb het u nog niet eerder gezegd, omdat ik het nut er niet van inzag. Het kind, dat ik draag, is van die Yankee en niet van Henry. Maar die man zal nooit met me trouwen. Hij is iemand die doet en laat wat hij wil en hij zal helemaal niet happig zijn om met mij te trouwen.’
De rimpels verdwenen uit het gezicht van Tante Fanny en werden vervangen door een dreigende glimlach. ‘Dat zullen we nog wel eens zien. Vertel op, had je vader geen vriend die hoofdrechter in Londen was? Lord Hampton of zoiets? En leidde hij niet het onderzoek van de schepen, die van smokkelen verdacht werden?’
Opnieuw raakte Heather in de war. Zij was te zeer van de kaart om een verklaring te vinden voor de vragen van haar tante. Aarzelend antwoordde zij: ‘Ja, Lord Hampton deed en doet dat nog, voor zover ik weet. Maar waarom…?’
De grijns werd breder. ‘Dat zijn jouw zaken niet. Ik wil meer weten van die Lord Hampton. Kende hij jou en was hij heel goed bevriend met je vader?’