Home>>read Waarheen De Storm Ons Voert free online

Waarheen De Storm Ons Voert(185)

By:Kathleen Woodiwiss


Brandon had de grootste moeite zich ervan te weerhouden haar niet te slaan. Hij veegde met zijn hand over zijn gezicht.

‘Maagd!!! God allemachtig! Jij was net zo min maagd als die oude koe daar buiten in de wei. Houd je me werkelijk voor zo onnozel? Denk je nou werkelijk dat ik zo doof en blind was, dat ik in je slecht toneelspel trapte die nacht? Het zou veertien dagen duren om alle mannen op te noemen, die alleen ik al ken en met wie je in bed kroop voor en na die zo genaamde plechtige verloving.’ Zijn stem deed nu de muren trillen. ‘Hoe kom je op het waanzinnige idee dat ik rustig terzijde zou gaan staan. terwijl mijn geliefden afgemaakt worden?’

‘Jij hebt eens van mij gehouden,’ gilde zij. ‘En jij slaapt helemaal niet bij haar. De hele stad heeft het erover. Iedereen weet het, Waarom zij en ik niet? Ik zou je bed kunnen delen en je doen vergeten dat zij ooit bestaan heeft. Probeer het met me, Neem me. Mijn God,jij hebt toch eens van mij gehouden!’

‘Van jou gehouden!’ Zijn lach daverde door het huis. ‘Nee! Ik heb jou alleen maar verdragen en als een schooljongen dacht ik dat mijn geest alles wist wat er te weten viel, totdat ik de waarheid tegen het lijf liep en een schoonheid zag, die ik nog nooit eerder ontmoet had. En toen wist ik wat ik werkelijk wilde. Schoonheid? Ja. Hartstocht? Ja.’ Hij boog zich naar haar toe en legde de nadruk op ieder woord. ‘Maar ook liefdevolle toewijding, niets vragende toegevendheid en een eenvoudige. eerlijke waardigheid voor het dragen van mijn naam. Dat zijn allemaal dingen, die jij niet in staat bent te geven.’ Hij verhief zijn stem weer. ‘Ik houd van haar met iedere vezel van mijn lichaam en ziel. Ik bescherm haar tegen sletten uit de goot, die haar willen neerhalen en haar deugd proberen te bezoedelen. Met Gods hulp zullen wij nog vele zonen en dochters voortbrengen, dus hoop maar niet al te vast op die leugen en praat me er niet nog eens over wat jij doen zult om haar met je mee te slepen.’ Hij liep naar de tafel. greep Louisa’s handschoenen en hoed en smeet haar die in het gezicht. ‘En maak nou dat je rottende aanwezigheid hier verdwijnt en houd de stank van je teleurstelling buiten deze deur. Laat me nooit meer een leugen van je lippen horen, want anders zal ik je rimpelige nek, waar je zo trots op bent, met genoegen omdraaien. En maak nu dat je wegkomt, hoer. Jij hebt het gewone fatsoen niet in acht genomen en je bent niet meer welkom in dit huis.’

Louisa beefde onder Brandon’s vuurschietende ogen en had geen woorden meer om zich te verweren. Zij pakte haar handschoenen en hoed en had al haar kracht nodig om aan het bevel om te verdwijnen gevolg te geven. Zij wankelde het vertrek uit en haar ogen hield zij neergeslagen toen zij haastig Jeff voorbijliep, die even had staan luisteren naar deze zeldzame woede-uitbarsting van zijn broer tegen een vrouw.

Zij holde de veranda op en de trappen af. Ze hief haar rokken hoog op en klom zonder hulp in de koets. George, die tegen een pilaar leunde en op de grond achter haar spuwde, merkte zij niet eens op. Toen Louisa’s koets ratelend wegreed, verscheen Heather in de deur van de studeerkamer en keek door de gang naar haar man. Hij stond daar met gebalde vuisten en trillende wang, maar toen hij haar blik op zich gericht voelde, werd de uitdrukking in zijn ogen zachter. Hij keerde zich naar haar om en stak zijn arm uitnodigend uit. Met Beau op haar arm rende zij naar hem toe en zijn liefhebbende armen sloten zich om haar heen.





Terwijl zij haar handen aan haar schort afveegde, kwam Heather uit het kookhuis, waar zij een heerlijk uurtje had doorgebracht door Cora te helpen bij het bakken van het brood. Zij keek op, toen zij een paard de poort hoorde binnenkomen, en glimlachte, toen zij Jeff van het hijgende, bezwete dier zag afspringen en naar haar toerennen. De blik op zijn gezicht was voldoende om de begroeting in haar keel te laten blijven steken en te vervangen door een kille angst.

‘Waar is Brandon?’ vroeg hij kortaf.

‘Wat? Ik dacht dat hij bij jou op het veld was.’

Hij stak zijn vinger uit en wees naar een plek in de buurt van de stal, waar een jongen Leopold stond te borstelen. De hengst zag er niet beter uit dan Jeff’s ruin. Beide dieren hadden hard gelopen.

‘Ik heb hem niet horen thuiskomen,’ probeerde zij verward uit te leggen, maar hij rende al naar het huis. Zij greep haar rokken bij elkaar en holde hem na. ‘Jeff, wat is er aan de hand? Wat is er gebeurd?’

Hij draaide zich om en zijn gezicht was vreemd verwrongen en dat baarde haar meer zorgen dan woorden dat zouden kunnen doen. ‘Jeff, je moet me vertellen wat er aan de hand is,’ riep zij uit. In haar paniek begroef zij haar nagels in zijn arm, maar hij bemerkte het niet. Klaarblijkelijk was hij op dit ogenblik ongevoelig voor pijn. Zij schudde hem door elkaar, in zoverre er sprake kon zijn van het door elkaar schudden van een man, die met hoofd en schouders boven haar uitstak. ‘Jeff, vertel op,’ schreeuwde zij.