Home>>read Voor altijd de baas free online

Voor altijd de baas(38)

By:Sandra Marton


Over pakweg een week diende de volgende Brandi of Crystal zich weer aan. Dan kon zij weer bloemen bestellen, of een tafeltje reserveren, beleefd blijven wanneer zo’n lispelend leeghoofd naar kantoor belde.

‘Mag ik Jake even?’ vroegen ze altijd, op zo’n hese toon die beelden opriep van satijnen lakens en champagne.

Of ze doken ineens op bij kantoor. Dan zou zij beleefd moeten glimlachen, terwijl hij vertrok, met zijn arm rond een slanke taille geslagen, klaar om aan het weekend te beginnen met de zoveelste oversekste modepop… Allemachtig, nee! Dat nooit!

‘Stop!’ gilde ze tegen Jake.

Geschrokken ging hij vol op de rem staan; nooit een goed idee op een ijzig wegdek. De auto maakte een woeste zwieper, glijdend en draaiend, om uiteindelijk tot stilstand te komen met de neus naar het bos toe. De motor kuchte nog eenmaal en sloeg toen af.

Daarna was het ineens zo stil, dat ze Jakes raspende ademhaling en het bonken van haar eigen hart kon horen.

‘Sodeju!’ Jake greep haar hand en drukte die haast fijn. ‘Em? Gaat het?’

‘Ja,’ zei ze dapper, hoewel de zenuwen haar nog door de keel gierden. Voorzichtig keek ze opzij. Hij zag zo wit als een doek, terwijl zijn ogen net donkere gaten leken. ‘Met jou ook?’

‘Ja, hoor, prima.’ Met een geruststellende glimlach gaf hij nogmaals een kneepje in haar hand, veel zachter ditmaal. ‘Ik zal eerst kijken of de auto het nog doet. Straks komt er nog iemand om de bocht en die knalt boven op ons.’

De motor sloeg gelukkig meteen aan. ‘Verdorie,’ zei hij, terwijl hij de auto weer op de goede weghelft manoeuvreerde, ‘we waren er bijna geweest.’

Ze knikte. ‘Weet ik. Het spijt me, Jake. Ik had niet zo moeten gillen. Stom. Ik… ik dacht gewoon niet na.’

‘Geeft niets,’ mompelde hij, haar een scheve grijns schenkend. ‘Niemand wil graag Bambi vermoorden.’

‘Bambi?’

‘Hm.’ Jake tuurde door de voorruit. Ergens in deze zee van wit moest zijn oprit zijn. Maar waar? ‘Reeën. Die beesten schijnen maar niet te snappen dat het niet slim is om vlak voor een auto over te steken.’

‘O,’ zei ze, bijtend op haar lip. ‘Ik heb geen ree gezien. Ik… ik…’ Ze ademde diep in. ‘Ik zat te denken over wat we wilden doen. En ik kwam tot de conclusie dat het een vergissing zou zijn.’

Met een ruk keek hij opzij. ‘Wat?’

‘Ik zei –’

‘Ik hoorde je wel. Ik geloofde alleen mijn oren niet. Jij hebt ons dus bijna vermoord omdat je plotseling besloot dat je naar huis wilde?’

‘Het was niet plotseling. Ik zat er al een tijdje over na te denken. En ik kon toch ook niet weten dat jij de auto bijna in de prak zou rijden?’

‘O, neem me niet kwalijk.’ Zijn stem droop van het sarcasme. ‘De volgende keer dat ik blind door een sneeuwjacht rijd, en mijn passagier roept ineens ‘stop’, rijd ik gewoon door en hoop er maar het beste van.’

‘Ik zei toch dat het me speet?’

‘We hadden wel allebei dood kunnen zijn. Dat is pas spijtig.’

‘Hoor eens, wat ik deed, was stom. Maar ik meende het wel. Ik wil terug naar New York.’

Hij stootte een schamper lachje uit. ‘O, ja? Nou, geloof me, dame. Dat wil ik ook.’

Er ging een steek door haar hart. Stom, natuurlijk. Ze had immers aldoor geweten dat Jake spijt had? Dus waarom zou het haar dan pijn doen het hem te horen zeggen? ‘Prima,’ zei ze koel. ‘Dan zijn we het daar tenminste over eens.’

‘Jammer genoeg hebben wij geen fluit in te brengen. Deze sneeuwstorm maakt nu de dienst uit.’

‘Ik wed dat jij van je leven nog geen sneeuwstorm hebt gezien. Thuis, in Rochester –’

‘In Pennsylvania hadden we ook sneeuwstormen, hoor.’

Pennsylvania? Allerlei vragen borrelden in haar op. Waar zou hij zijn opgegroeid? En hoe zou hij als jongen zijn… Nijdig beet ze op haar lip.

Wat mankeerde haar vanavond toch? Dat soort vragen stelde je niet aan een man die je zojuist had verteld dat het hem speet dat hij je had gevraagd de nacht met hem door te brengen.

‘Het moet minstens windkracht acht zijn voor een sneeuwstorm,’ begon ze, zich concentrerend op de storm. ‘En het zicht…’

Blablabla, dacht Jake grimmig. Daar ging ze weer, de Emily die hij kende. Vol feitjes en weetjes over van alles en nog wat – maar geen flauw benul hoe ze een vrouw moest zijn.

Verbeten sloot hij haar buiten, zich concentrerend op de weg. Ja, daar was het. Zijn oprit. Gelukkig, het mannetje dat hij betaalde om die sneeuwvrij te houden, was al geweest. Uit automatisme gaf hij richting aan. Dwaas, natuurlijk. Wie zou er gek genoeg zijn met zulk weer op pad te gaan?