Home>>read Vlucht naar de heuvels free online

Vlucht naar de heuvels(7)

By:Catherine Cookson






2


Vier dagen achtereen reed Isabelle te paard telkens de weg af die van de North Lodge naar de rotsen leidde. Ze placht het dier aan een boom te binden en klom dan naar een verdekte uitkijkplaats waar ze achter een uitloper van de rotsen de muur kon zien die langzaam maar zeker hoger werd. Op de vijfde dag bleef ze er iets langer zitten dan gewoonlijk. Ze wachtte tot ze het meisje en de kinderen zag weggaan uit de spelonk. Toen besteeg ze snel haar paard en reed naar het bouwsel, een paar mijlen verder. Toen ze er vlak bij was hield ze haar paard in. Ze zag de kookplaats, in een kuil in de grond, waar de beroete potten en pannen naast stonden, en de hoop natte leem. Ze wendde haar paard om, met zijn achterwerk naar de pas opgeworpen muur tegenover de ingang van de spelonk, en dreef het ertegenaan. Toen het paard tegen de muur botste hinnikte het zenuwachtig en sloeg de achterbenen uit. Het wilde een paar passen vooruit, maar weer dreef ze het achteruit, terwijl ze haar sporen diep in zijn flanken stak. Toen het bovenste stuk van de muur begon mee te geven onder de druk van het paard steigerde het en wierp haar bijna af. Ze liet het even iets vooruitlopen, keerde en keek naar wat ze had volbracht. De bovenste helft van de muur lag in puin voor de ingang. Snel wendde ze het paard naar de zijkant en herhaalde haar manoeuvre. Ditmaal steigerde het paard niet meer; het begreep blijkbaar wat ze van hem eiste. Pas toen de stenen vielen sprong het naar voren. Ze wilde nu de andere zijkant vernielen, maar zag plotseling dat er iemand op haar af kwam vliegen. Ze dacht er niet aan weg te galopperen. Ze reed iets vooruit, hield stil en wachtte tot het meisje zou komen. Ze keek toe hoe de ander ontdaan naar de puinhopen staarde, draafde naar de overgebleven muur en keek eroverheen. Ze lachte toen het meisje zich omdraaide en haar aangaapte. Wat een stom gezicht trok dat schepsel! Haar lippen krulden verachtelijk, ze gooide haar hoofd in de nek en trok fel aan de teugels. Het paard keerde om, schopte even met de voorbenen en galoppeerde weg. Om elf uur liep Hatton haar tegemoet, toen ze de hal passeerde om naar buiten te gaan. Ze wilde weer gaan paardrijden en had haar rijrok al aan. "U wordt bij de lord verwacht, miss. Hij is in zijn studeerkamer." Verrast ontdekte ze dat Clive er ook zat. Even tevoren had ze hem in de oude kinderkamer achtergelaten, nadat ze er niet in was geslaagd hem mee te krijgen voor een ritje. Hij wilde schilderen. Ze zag meteen dat haar vader woedend was. Rondom zijn mond was de huid bleek en strak. Ze bedacht dat hij er natuurlijk achter was gekomen dat ze samen met Clive achter de flessen in de kelder heen gezeten had, want Clive had er nog een weggegapt. Toen haar vader met een wild op en neer wippende adamsappel boven zijn geknoopte das tegen haar uitvoer: "Wat heb ik moeten horen, jongedame? Is me dat een gedrag! Verklaar je nader, op stel en sprong!" keek ze Clive aan. Hij beantwoordde haar blik, maar zijn ogen stonden uitdrukkingsloos. Om zeker te zijn geen bok te schieten pareerde ze zijn aanval met de woorden: "Wat bedoelt u eigenlijk, vader? Ik begrijp het niet." "Zo dame, weet je niet wat ik bedoel? Wou je soms ontkennen dat je gisteren te paard en met opzet de muren hebt vernield die om een spelonk in de rotsen waren opgetrokken?" Haar wenkbrauwen vlogen omhoog, de oogleden zakten omlaag. "Je hebt je gedragen als de eerste de beste boerenpummel. Je vergeet wie je bent en maakt onze naam te schande. Wat heb je daarop te zeggen?" Ze gaf geen antwoord. Razend brulde hij haar toe: "Dus je ontkent het niet?" Ze keek hem midden in zijn gezicht. "Nee vader, ik ontken het niet." Zijn bloed begon te koken door haar onbeschaamde houding. Hij liep naar zijn schrijftafel en schoof een stapel papieren ruw opzij. Er dwarrelden een paar bladzijden op de grond. "Weet je wel, dat jij bijna een klein kind hebt vermoord?" schreeuwde hij. "Als je door was gegaan en die derde muur ook nog had kapotgemaakt, zou je een kind, dat in een mandewieg lag, levend hebben begraven." Ze antwoordde niet. Hij staarde haar aan. Dat ze misschien dat ene kind zou hebben vermoord vond hij in wezen niet zo erg. Het was hem ter ore gekomen dat er tien van die blagen rondliepen en een minder zou waarschijnlijk een zegen voor dat troepje daar zijn. Maar waar het hem om ging was dat zijn dochter, een afstammelinge van de familie Fishel, zich ertoe had verlaagd wraak te nemen op daklozen van geringe afkomst. Als haar broer het zou hebben gedaan, had hij het nog kunnen begrijpen; maar zij was een meisje, een jonge vrouw, en jonge vrouwen verlaagden zich niet tot zo iets. Haar moeder mocht dan een lichtekooi zijn, maar zij zou zich zelfs niet zo hebben vernederd. Ze zou niet eens tegen zulke arme drommels praten, laat staan ze hebben laten merken dat ze van hun bestaan afwist door ze aan te vallen. Hij bleef zijn dochter strak aankijken. Toen deed ze haar mond open. "Ze moest nodig eens een lesje hebben. Dit is toch veel minder erg voor haar dan wanneer ik haar zou aangeven en haar naar de gevangenis had laten gaan omdat ze me zo heeft geslagen." Ze tikte even snel met haar vinger tegen haar wang en keek Clive aan. Hij sloeg echter zijn ogen neer toen ze haar sermoen besloot met: "en die meid en dat broertje van haar hebben hier immers gestroopt." "Daar weet ik alles van," zei hij en zijn stem werd hees. "Het meisje heeft de rentmeester eerlijk alles opgebiecht. Ze gaf toe dat haar broertje stroopte, maar ik zie ook maar al te goed in waarom ze zich zo opwond. Je zette hem in zijn eigen wildklem vast, terwijl die stakker nog niet eens vijf jaar is. Wat bezielt jou, meisje, om zo iets gemeens te doen?" "Ze heeft me geslagen." Clive hief snel het hoofd op. Haar vader zei echter: "Dat meisje zei, dat jij je stok tegen haar ophief en dat ze zich tegen je moest verdedigen om niet te worden geslagen. Ze heeft je de stok uit je handen geslagen en je in de struiken gegooid. Is dat waar?" "Nee." Ze knipoogde even tegen Clive. Maar haar vaders stem werd laag en dreigend. "Dan is je broer ook een leugenaar, omdat hij het verhaal van het meisje heeft bevestigd ... nu luister je ... luister heel goed. Ik verbied je naar die spelonk te gaan waar dat meisje woont. Je mag er niet meer heen. Als je je niet als een jongedame kunt gedragen zal ik maatregelen nemen en zorgen dat je dat leert. Nu kunnen jullie allebei gaan." Toen de deur achter hen dichtviel bleef hij met nietsziende ogen voor zijn schrijftafel staan. De papieren lagen verspreid over de vloer. Hij aarzelde even, belde Hatton om ze te laten oprapen en viel toen zwaar in een stoel. Met zijn kin in de handen gesteund begon hij met zijn wijsvinger op zijn lippen te tikken. Het meisje veroorzaakte moeilijkheden. Wat moest hij toch met haar beginnen? Ze was te oud om nog naar school te gaan. Waar zou hij haar heen sturen? Alleen Anna was er nog, maar nee, dat was niets. Nee, hij kon haar ook niet op dat kale eiland, daar in de Hebriden, gevangenzetten bij zijn norse zuster en haar woeste schreeuwerige echtgenoot. Dat zou iemands levenskracht breken en hij wilde niet de levenskracht van zijn dochter eraan wagen. Hij wilde alleen proberen haar zover mogelijk uit de buurt te krijgen.