‘Ze had een tien voor het wiskundeproefwerk,’ zegt hij, en daar moet ik het mee doen, want meer info heeft hij niet, ook al zit hij al vijf jaar lang ruim zesenhalf uur per dag met haar in één klaslokaal.
‘Dus ze is slim?’ vraag ik, en hij haalt zijn schouders op. Voor hem betekent een tien voor wiskunde dat je normaal bent.
Ik geloof dat ze nog twee jongere kinderen hebben. Harry en Fabia, zoiets. In elk geval zijn het een jongen en een meisje.
Ik dwing mezelf om weerstand te bieden aan de drang die ik voel om tegen Dan te zeggen: ‘Kom, we bellen op en zeggen dat een van ons ziek is. Dan bestellen we iets te eten en gaan we lekker samen op de bank zitten met zijn tweetjes.’ Ik moet goed voor ogen houden waarom ik dit ook weer doe. Dan zit nu al wekenlang thuis met zijn ziel onder de arm. Ook kun je niet verwachten dat Simon zomaar een-twee-drie als vervanger voor Alex kan optreden, ik wil in elk geval dat hij weer iemand heeft om een biertje mee te kunnen drinken of te kunnen bellen over het voetbal – iets waar ik zelf niet zo goed in ben, en bovendien geen bal zin in heb.
‘Nou, kom op,’ zegt Dan. ‘Hoe eerder we er zijn, hoe sneller het weer achter de rug is.’ En dan moet hij goddank lachen.
We hebben afgesproken in een nieuw Marokkaans restaurant in Upper Street, dat aangekleed is met een hoop paars fluweel en lage bankjes. Er klinkt harde jengelmuziek – dat moet waarschijnlijk voor Noord-Afrikaans doorgaan – typisch van die muziek waar ik knettergek van word. Iedereen van de bediening is verkleed, alsof ze in een Arabisch pretpark werken.
‘Jezus,’ zeg ik tegen Dan. ‘Wiens idee was het om hier af te spreken?’
‘Het jouwe,’ zegt hij doodleuk.
Rose en Simon zijn er al. Ze zitten op de lage bankjes als twee tuinkabouters op een paddenstoel.
‘Ik wil best opstaan,’ zegt Rose als we bij het tafeltje aankomen, ‘maar dat kost me een halfuur, en ik denk niet dat het me dan ooit nog lukt om weer te gaan zitten. Dat kunnen mijn knieën niet aan.’
Dan en ik manoeuvreren ons op onze stoeltjes, maar dan moeten we eerst in een soort trog stappen. Ik val bijna over de tafel, wat ik zelf gelukkig al even grappig vind als de andere drie.
‘Sorry,’ zeg ik. ‘We zijn hier zelf nog nooit geweest.’
‘Het is wel boeiend, hoor,’ zegt Rose, die duidelijk iets aardigs wil zeggen, wat schattig van haar is, maar het lukt haar niet om ook maar iets positiefs te noemen.
‘Het is echt heel erg, dit,’ zeg ik. ‘Dat wil ik wel toegeven.’
Precies op dat moment komt onze serveerster – als de geest uit de fles in Aladdin. Ze zegt: ‘Bonjour’, maar dan met een gekwelde uitdrukking waaruit blijkt dat zij ook wel weet dat dit een belachelijke vertoning is.
‘Weet je wat,’ zegt Simon, ‘waarom gaan we niet gewoon naar de pub. Daar kunnen we ook wel iets te eten krijgen.’ Wij prijzen hem alsof dit het meest geniale idee is dat iemand ooit heeft gehad.
Ik moet onthouden om voortaan altijd een idioot restaurant te boeken als we weer eens met mensen uit eten gaan die we niet kennen, want dit is absoluut een geweldige ijsbreker. Het wordt een heel leuke avond. We blijven tot sluitingstijd en drinken te veel. We hebben dezelfde humor. Rose en ik delen onze interesse in het theater en ze stelt me allerlei vragen over mijn werk en onze cliënten en wie volgens mij de nieuwe toneelschrijvers zijn die ze in de gaten moet houden. We spreken af om eens samen naar de Royal Court te gaan, hoewel we niet echt een datum bepalen.
Het goede doel waar ze voor werkt heeft iets te maken met de inenting van kinderen in derdewereldlanden (ik weet niet hoe ik bij die obscure ziekte kwam, hoewel sommige van de ziektes waar ze die kinderen voor inenten wel behoorlijk obscuur zijn, dus misschien was dat het), dus ze reist veel en dat levert ook flink wat gespreksstof op.
Ik hou Dan en Simon in de gaten, en die lijken ook gezellig aan de praat en ze lachen veel. Dus alles bij elkaar is het een geslaagde avond. Natuurlijk niet zo relaxed en gewoon als met Isabel en Alex vroeger – want die waren net familie. Bij hen kon je uren achter elkaar geen woord zeggen en dan was niemand beledigd. Maar het was toch wel zo leuk dat we afspreken om het nog een keer te doen. Ik denk er zelfs over om hen voor het eten uit te nodigen, samen met Isabel en Luke. Dan staat Luke niet zo onder druk omdat hij onder het vergrootglas ligt van Isabels beste vrienden.
‘Dat was leuk,’ zeg ik tegen Dan als we in de taxi naar huis zitten, lichtelijk uitgeteld.
‘Zeker,’ zegt hij. ‘Leuke lui, vind ik.’
‘Vind ik ook.’
Rebecca en Daniel, Rose en Simon. We zullen zien.
24
OP DE TERUGWEG VAN HET vliegveld komt Isabel bij ons langs. Alex heeft de meisjes nu naar ballet gebracht, als het goed is, en dus heeft zij nog een uurtje over voor ze hen moet ophalen. Als je ooit van iemand kon zeggen dat ze er stralend uitziet, dan is het Isabel wel, momenteel. Zelfs Dan ziet het, en dat zegt wat, want Dan heel t zo goed als geen opmerkingsgave. Hij zou nooit ergens als getuige kunnen optreden. Zelfs als een inbreker recht op hem af zou lopen, zijn bivakmuts af zou zetten en zich netjes aan hem zou voorstellen, dan nog zou Dan hem er niet uit kunnen pikken als die in een rijtje achter zo’n spiegel stond.