‘Ik heb ook wel eens momenten gehad, hoor,’ zeg ik, ook al kan ik me niet herinneren dat zulke momenten er ooit zijn geweest. ‘We laten het gewoon rusten en we kijken vooruit. Het is niet erg, Dan. Echt niet.’
‘Meen je dat?’ zegt hij, en hij kijkt zo opgelucht dat het lijkt of hij in huilen uit kan barsten.
‘Ja, dat meen ik.’
Misschien had ik dit niet zo opgevat als Dan me dit op enig ander moment zou hebben opgebiecht. Sterker nog, dat weet ik wel zeker. Dan had ik het als een enorm bedrog opgevat. Dan zou ik totaal van slag zijn geweest omdat Dan gedrag had vertoond dat helemaal niet past bij de Dan die ik meende te kennen. (Dan en flirten? Daar kan ik me niets bij voorstellen. Niet aan denken, zeg ik bij mezelf. Maak het niet groter dan het eigenlijk is.) Mijn onzekerheid zou flink gestegen zijn (was ze dunner/jonger/mooier/grappiger dan ik?) en ik zou er waarschijnlijk eindeloos over hebben zitten zeuren en malen, totdat Dan er helemaal dol van was geworden. Maar nu ben ik er vrij zeker van dat ik het kan wegstoppen en vergeten. Bijna. Ik gun mezelf nog een momentje van zwakte.
‘Dan? En sindsdien… ik bedoel, het is toch nu oké met ons, hè?’
‘Jezus, nou,’ zegt hij, en hij knuffelt me zo stevig dat ik bijna geen lucht krijg. ‘Ik ben toen goed wakker geschud en zag wat ik bijna kwijt was geweest. Jezus, Rebecca, als ik eraan denk dat ik jou en de kinderen zou verliezen. Je gelooft me toch wel echt, hè?’ Hij houdt me van zich af zodat hij me aan kan kijken en ik zeg ja, ik geloof hem, natuurlijk geloof ik hem, en ik meen het ook. Ik kan aan zijn reactie, zijn schuldbewustzijn en zijn schaamte over wat in feite niets voorstelde, zien dat er geen risico op herhaling is.
‘Ik ben alleen nieuwsgierig,’ zeg ik een paar minuten later. ‘Wat zei Alex daar precies over?’
‘Die zei dat ik ervoor moest gaan,’ zegt Dan en hij kijkt nog schuldiger nu hij weer een nagel in de doodskist moet slaan waarin mijn vriendschap met Alex is gestopt. ‘Sterker nog,’ geeft hij schoorvoetend toe, ‘hij zei dat hij absoluut werk van haar had gemaakt als ze niet al achter mij aan zat.’
Ik val hem in de rede: ‘Dus toen al?’
Dan knikt. ‘Hij zei dat het hem benauwde om al zo lang dezelfde relatie te hebben. Dat het geen kwaad kon om eens wat om je heen te kijken.’
‘Jezusmina, Dan, echt waar?’
‘Ja, nu snap ik wel dat hij hoopte dat wij uit elkaar zouden gaan, want dan kon hij achter jou aan. Maar daarvoor had hij ook al met andere vrouwen gescharreld.’
Alex? Echt waar? ‘En jij wist dat?’
‘Hij wist heel goed dat ik dat afkeurde.’
‘En je hebt het mij nooit verteld?’
Hij haalt mistroostig zijn schouders op. ‘Hij vroeg of ik dat niet wilde doen. En eerlijk gezegd was ik ook bang dat jij hem zou vermoorden of het idee had dat je het aan Isabel moest vertellen.’
‘Daar kun je wel op rekenen, ja. En denk je niet dat het voor haar misschien beter was geweest als zij al eerder had geweten dat haar huwelijk niet zo perfect was? Toen ze nog jonger was en het misschien minder angstaanjagend was geweest om alleen te komen staan?’ Ik voel nu toch dat ik kwaad word. Dat stomme ouwe-jongens-krenten-broodgedoe. Het idee dat vriendschappen tussen mannen belangrijker zijn dan wat dan ook.
‘Misschien. Ik vertel alleen hoe het was,’ zegt hij, want hij voelt wel dat ik nu mijn geduld verlies en hij is ongetwijfeld bang dat ik dan ook niet meer zo gemakkelijk ben over Edinburgh. Dat kan ook wel eens de reden zijn waarom ik zo kwaad ben op Alex. Ik was zo vastbesloten om niet tekeer te gaan tegen Dan, dat ik al mijn pijn en woede heb onderdrukt over wat hij heeft gedaan. Maar ik moet voor ogen houden waar het hier nu echt om gaat. Alex probeert mijn huwelijk de grond in te boren, en dat wil ik niet laten gebeuren. En bovendien, Dan en Alex zullen elkaar in de toekomst nooit meer indekken.
‘Ik weet het,’ zeg ik. ‘Ik word alleen zo kwaad om Isabel.’
‘En terecht.’
‘We gaan haar nooit iets vertellen, hoor, van die… je weet wel… die andere vrouwen. Goed?’
Hij knikt.
‘Wat een puinhoop,’ zeg ik, en Dan zegt nog eens: ‘Het spijt me heel erg. Alles.’
21
DE VOLGENDE DAG OP KANTOOR is er geen spoor van Lorna te bekennen. Ze belt ook niet om te zeggen dat ze niet komt. Ik vraag of Kay een excuus weet om haar te bellen – ‘ze moet niet het gevoel krijgen dat je haar controleert’. Kay belt, en Lorna scheldt haar de huid vol. We zeggen tegen Joshua en Melanie dat Lorna zich ziek heeft gemeld en dan ga ik aan de slag om de schade wat te beperken. Goddank heeft Lorna maar weinig cliënten, maar toch heb ik van de helft al geen idee waar ze mee bezig zijn en wat voor belangrijke afspraken of audities er lopen die ze nu misschien kunnen missen. Ik besluit om hen allemaal op te bellen om te zeggen dat Lorna de komende dagen is uitgeschakeld en om te vragen of ik iets voor hen kan doen. Ze zullen me wel overgedienstig vinden, maar dat kan mij niets schelen. Voor ik dat doe, bespreek ik met Kay eerst alle telefoontjes die ze heeft aangenomen voor Lorna sinds ze hier is begonnen, voor het geval er iets urgents bij zat waar op gereageerd moet worden. Dat is niet waarschijnlijk, dat weet ik ook wel, maar voordat Lorna instortte was ze lekker bezig om zelfs de meest comateuze carrières nieuw leven in te blazen.