Hij begint weer te lopen en ik hoop zo ontzettend dat hij nu ook echt weggaat. Donder nou maar gewoon op. God mag weten wat Kay nu allemaal denkt. Hij is op weg naar de voordeur. Hij loopt achterstevoren om nog lekker lang naar me te kunnen grijnzen. Hij is er bijna als de deur opengaat en Lorna binnenkomt en regelrecht tegen haar ex opbotst. O god, ik was haar helemaal vergeten. Ze blijft stokstijf staan als ze zich realiseert dat hij het is.
‘Alex…’
Alex draait zich een beetje wankelend om. ‘O, hoi, Lorna.’
Ze trekt volkomen wit weg. Het lijkt zelfs wel of ze elk moment kan flauwvallen. Er klinkt iets van hoop door in haar stem en ze doet niet eens haar best om dat te verbergen. ‘Kwam je voor mij?’ Alex lijkt op te schrikken, alsof hij zich ineens weer herinnert dat zij hier inderdaad ook werkt.
‘Nee, ik kwam voor Rebecca.’
Ik heb oprecht medelijden met haar. Ze kan hem zo weinig schelen dat hij niet eens meer doet alsof. Of hij gaat zo op in zijn eigen drama dat hij haar verdriet niet registreert, dat kan ook. Hoe het ook zij, Lorna staat overduidelijk niet boven aan zijn prioriteitenlijstje. Toch lijkt haar aanblik na deze klap hem ineens te ontnuchteren, en hij ziet nu pas hoe beroerd ze eruitziet.
‘Ik bedoel, ik was heus wel van plan om even gedag te zeggen. Om te zien hoe het met je gaat. Hoe gaat het met je?’
‘Heb je tijd voor een kop koffie?’ vraagt ze, en het lukt haar niet de wanhoop uit haar stem te houden.
Alex gebaart naar Kay, die niet meer weet hoe ze het heeft. ‘Nou, die Goebbels daar heelt gedreigd dat ze de politie zou bellen als ik niet wegging, dus…’
Lorna kijkt naar Kay. ‘Alex is een vriend van me.’
‘Ik vind het best,’ zegt Kay. ‘Maar het liep hier nogal uit de hand. Ik wist niet wat ik anders moest doen.’
‘Je hebt het goed gedaan,’ zeg ik. Ik wil niet dat Kay nog verder in deze ellende wordt meegesleurd. Lorna werpt me een blik toe die op zijn zachtst gezegd vijandelijk is.
‘Alex mag altijd bij me langskomen,’ zegt ze.
‘Nou, ik kan eigenlijk niet,’ roept Alex ineens. ‘Ander keertje, goed, Lorna?’
Haar gezicht betrekt weer. ‘Tien minuutjes maar. We moeten echt praten.’
Ik weet dat dit scenario al pijnlijk genoeg voor haar moet zijn, maar dat het zich voor mijn ogen afspeelt moet helemaal een kwelling zijn. Ik loop terug naar de receptie, en gebaar naar Kay dat ze mee moet komen.
‘Wat gebeurt hier allemaal in godsnaam?’ fluistert ze als we weer terug zijn.
‘Sst,’ sis ik. Ik wil weten hoe het verdergaat.
‘Ik zei toch, ik kan niet, ja? Ik heb het druk. Ik moet weg.’
‘Nee,’ zegt Lorna met een gesmoorde kreet. ‘Kom nou alsjeblieft even mee. Heel even maar. Dat we even rustig praten. Toe nou.’
Het is tragisch zoals ze hem smeekt. Het is wel duidelijk dat zij nooit heeft gedacht dat het echt voorbij was tussen haar en Alex. Ze dacht waarschijnlijk dat hij wel weer terug zou komen, met zijn staart tussen de benen, en dat ze het dan goed zouden maken. Dat ze er sterker uit zouden komen, met mij als hun gezamenlijke vijand. Ze heeft er duidelijk nooit rekening mee gehouden dat Alex niet genoeg om haar gaf. Hij heeft haar gebruikt. En hij vond haar inderdaad leuker dan hij oorspronkelijk had gedacht, dus dat maakte het wel makkelijker. Maar hij hield niet van haar. Hij had niet die gevoelens voor haar die hij haar op de mouw had gespeld. Gevoelens die zij wel voor hem had.
‘Ik ga nu, oké?’ Ik hoor de voordeur dichtslaan en dan hoor ik Lorna zeggen: ‘Alex, alsjeblieft’, maar er komt geen antwoord. Ik steek mijn hand op, om te voorkomen dat Kay iets zegt. Vanaf de gang klinkt nu keihard gesnik. De telefoon gaat, dus ik gebaar Kay dat ze moet opnemen. Ik moet naar Lorna voordat Joshua of Melanie uit hun kantoortje komen. Ze mogen haar zo niet zien, zo ontredderd.
Ik weet dat ik iets moet doen.
‘Kom, Lorna,’ zeg ik. ‘Laten we even naar je kantoor gaan.’
Ze schudt de hand die ik op haar arm heb gelegd om haar voort te duwen van zich af.
‘Blijf van me af,’ zegt ze veel te hard. ‘Laat me met rust. Dit is allemaal jouw schuld.’ Ik probeer haar de deur door te krijgen, maar ze wil niet, en nu is het te laat, want daar heb je Joshua. Zijn gezicht staat op storm.
‘Wat is hier in godsnaam aan de hand?’ blaft hij. ‘Ik kan mezelf niet eens meer horen denken.’
‘Er is niks,’ zeg ik. ‘Lorna voelt zich niet zo lekker,’ voeg ik er weinig overtuigend aan toe. Gelukkig komt Kay van de receptie en zegt: ‘Joshua, ik heb Mike O’Reilly voor je aan de lijn.’
‘Verbind maar door,’ zegt hij grommend. ‘En wat hier ook aan de hand is, jullie zorgen maar dat het wordt opgelost.’