‘Anna en Kelvin?’
‘Hm,’ zegt hij vlak. ‘Die zijn wel oké.’
‘En Sharon en Patrick? Daar hebben we toch best lol mee gehad op de schoolbarbecue?’
‘Hij is een beetje een betweter.’
Hij heeft gelijk. ‘Je hebt gelijk,’ zeg ik en ik streep hun namen door. ‘Die niet, dus.’ Ik kijk het lijstje door. ‘O, en Rose en Simon? Die zijn leuk.’
Dan zucht. ‘Moet het echt? Ze zijn best aardig, maar ik heb geen zin om zoiets te forceren. Vriendschappen gebeuren gewoon; het is iets organisch.’
‘Dat weet ik ook wel. Maar je moet toch eerst interactie hebben voor het een kans kan krijgen. Ik zeg alleen maar, waarom vragen we Rose en Simon niet een keer te eten? Misschien hebben we best lol samen. Als we het verder niks vinden, dan is het toch ook geen big deal? Het is maar een avondje, Dan, meer niet.’
‘Misschien over een paar weken,’ zegt hij. ‘Ik heb er nu niet zo’n zin in.’
‘Maar het wordt nooit meer zoals het was.’ Ik veeg het haar uit zijn gezicht, zoals ik dat ook altijd bij William doe. ‘Geloof me, als dat zou kunnen, dan had ik dat veel liever.’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Wat eten we?’ vraagt hij, en daarmee is de kous af.
Het is stil op kantoor. Ik lees een script dat ons is toegestuurd voor Gary McPherson. Het is een scène van twee minuten in een film. Gary zou het ongetwijfeld een ‘cameo’ noemen – als prominent acteur laat je je gezicht even zien en dat was dat – maar het is in feite gewoon een heel klein rolletje. Het is zo’n Britse gangsterfilm die speelt in de jaren vijftig maar dan met veel wapens en gevloek. Ik vind het een leuk verhaal, ook al weet ik zeker dat de film meteen uitkomt op dvd en de bioscoop nooit zal halen, omdat er niet genoeg budget is en de cast een soort parade is van mensen die beroemd waren in de jaren negentig. Maar goed, Gary heeft werk nodig, en ik weet zeker dat Joshua hem kan overhalen om het te doen.
Kay zit iets uit te typen op haar computer en Joshua, Melanie en Lorna hebben zich allemaal opgesloten in hun eigen kantoortjes voor hun respectievelijke taken, wat die ook mogen zijn. Mijn gedachten dwalen af, iets wat vaak gebeurt als ik scripts lees, en wat meestal pas tot me doordringt als ik dezelfde bladzijde voor de derde keer begin te lezen. Het is zo’n saaie dag waarop het voor je gevoel al om halfdrie ’s middags donker wordt, dus dat helpt ook niet echt. Bovendien heb ik te veel gegeten bij de lunch, want ik had een gepofte aardappel met bonen en kaas gehaald om de hoek, en daarna heb ik ook nog een hele KitKat naar binnen gewerkt. Ik voel mijn ogen dichtvallen en moet mezelf geweld aandoen om ze open te houden.
‘Jezus,’ zeg ik tegen Kay. ‘Ik val hier zowat in slaap.’
Ik heb de woorden nog niet gezegd of ik hoor de voordeur openslaan. Kay en ik schrikken ons rot. Ik sta op en loop naar de gang om te zien wie ons komt bezoeken en zie een tamelijk wankele figuur op me af strompelen. Hij botst bijna tegen me op en ik wil me al verontschuldigen als ik zie dat het Alex is. Een stomdronken Alex.
Ah, daar zal je d’r hebben,’ schreeuwt hij. Het lijkt wel alsof hij een zaal vol toehoorders toespreekt, maar dan zonder microfoon.
‘De vrouw van mijn hart. De liefde van mijn leven.’
Ik doe een stap naar achteren en zie dat Kay is opgestaan en angstig mijn kant op kijkt.
‘Rebecca?’ vraagt ze. ‘Gaat het?’
‘Ja, niks aan de hand.’ Ik richt mijn aandacht weer op de figuur die in de deuropening hangt. ‘Alex, wat doe je hier?’
‘Ik kom voor jou. Mag ik mijn vriendin soms niet gedag komen zeggen op haar werk?’
‘Je bent dronken,’ zeg ik bij wijze van forse trap tegen een open deur.
‘O, goed gezien!’ Hij praat veel te hard en ik vraag me niet af ‘wat doet Alex hier beschonken op mijn werk, midden op de dag?’ – ik hou me vooral bezig met de vraag of Joshua en Melanie hem kunnen horen en straks hun kantoortje uit komen om te zien wat er aan de hand is.
‘Het lijkt me goed als je nu weggaat, oké?’ zeg ik, hoewel ik weet dat het geen enkele zin heeft. Alex is gekomen om een scène te maken, en hij gaat pas weer weg als hij daarin is geslaagd.
‘Wat moet ik doen?’ vraagt Kay. ‘Zal ik Joshua halen?’
‘Nee!’ roep ik paniekerig.
‘Ik ben Rebecca’s vriend,’ zegt Alex, en hij steekt zijn hand uit naar Kay. Ze neemt hem aan alsof het een handgranaat is waar het pinnetje al is uitgetrokken. ‘Ze heeft het toch zeker wel over me gehad?’
‘Ik weet niet… ik werk hier pas een paar dagen,’ zegt Kay nerveus.
‘Ik ben ook de beste vriend van Rebecca’s man,’ zegt hij, alsof dat iets verklaart. ‘Tenminste, dat was ik. En ik heb verkering gehad met de mooie Lorna. O, en daarvoor hebben Bex en ik ook nog wat gehad, toch, Bex?’