Honend zegt ze: ‘Wij worden nooit vrienden, Rebecca. Maar Daniel blijft Alex’ beste vriend en dus zijn we gedwongen elkaar te zien, zelfs als we niet samen zouden werken. Ik zou nooit tussen de vriendschap van Alex en Dan willen komen,’ zegt ze, waarmee ze impliceert dat ze wel tussen zijn vriendschap met mij wil komen, voor zover wij tegenwoordig nog vrienden zijn.
‘Prima,’ zeg ik, en ik gooi de handdoek in de ring. ‘Ik heb het in elk geval geprobeerd.’
En dat heb ik ook. Ik heb geprobeerd boete te doen voor mijn zonde, maar ze geeft geen centimeter toe. Er rest mij dus niets anders dan proberen om aardig te doen, en haar te smoren met mijn vriendelijkheid. Maar lang duurt dat niet.
‘Alex had gelijk,’ begint Lorna terwijl ik mijn jas aantrek. ‘Jij hebt een enorm minderwaardigheidscomplex.’
Ik bevries. ‘Pardon?’
‘Hij zegt dat je altijd heel onzeker bent geweest. Hij zegt dat je daarom zo uithaalt naar andere mensen. Je denkt dat het grappig is, maar niemand kan erom lachen. Hij zegt dat hij het verschrikkelijk vindt om in jouw buurt te zijn als je gedronken hebt.’
Oké, dat doet de deur dicht. Weg met die goede voornemens.
‘Goh, is dat zo? En had Alex verder nog iets te vertellen?’ Ik stap over van de verdediging op de aanval. Van de gebeten hond word ik de hond die van zich af bijt. Ze knippert even met haar ogen alsof ze bang is dat ze een beer uit zijn winterslaap heeft gewekt, maar dan herinnert ze zich weer dat zij alle goede kaarten in handen heeft. Althans, dat denkt ze.
‘Ja, dat had hij zeker. Hij zei dat hij medelijden heeft met Dan. Dat die gevangenzit in een heel klein wereldje omdat jij nooit eens iets nieuws wil uitproberen of andere mensen wil leren kennen…’
Ik luister niet meer vanwege de omvang van dit verraad. De klap in het gezicht van iemand die ik als familie zag is te hard. Oké, misschien overdrijft ze. Ze dikt het misschien een beetje aan om mij nog harder te raken, maar ik twijfel er niet aan dat ze de kern van haar verhaal inderdaad van Alex heeft. Heb ik hem dan echt zo diep geraakt toen ik hem afwees? Ik kan geen andere reden bedenken waarom hij me zo zou willen afstraffen. Lorna grijnst weer triomfantelijk en ik heb zin om die grijns van haar tronie te trekken. Vriendelijk doen? Vergeet het maar. Ik wil haar verwonden zoals ze mij heeft verwond. Zij wil een vuil spelletje spelen? Nou, dat kan ik ook. Ik begin te praten voor ik mezelf censuur op kan leggen, ook al is er een klein stemmetje in mijn hoofd dat zegt dat ik mijn mond moet houden. Zeg. Het. Nou. Niet.
‘En dan hebben we het dus over dezelfde Alex die mij vertelt dat hij zo van mij houdt?’ vraag ik, en ik wacht even af en constateer tevreden dat ik nu haar aandacht heb. Ze snuift vol minachting, maar niet overtuigend. Ik wil dat ze heel goed tot zich door laat dringen wat ik zeg.
‘Dezelfde Alex die me heeft verteld dat hij al jaren verliefd op me is? Op de dag – precies dezelfde dag – dat hij jou voor het eerst mee uit vroeg? Sterker nog, toen ik hem voor de tweede keer had afgewezen, heeft hij jou nog geen uur later gebeld. Nadat ik hem had gezegd dat hij geen schijn van kans heeft, dat ik nooit zou willen en dat hij me met rust moest laten. Wat een toeval, vind je ook niet?’
Ze kijkt me met open mond aan, en ze probeert vast te stellen of ik bluf of niet. Ik vertrouw erop dat zij even onzeker is als ik, ook al weet zij het beter te verbergen.
‘Heb jij je nooit afgevraagd waarom hij je zomaar ineens belde? Vond je het zelf ook niet een beet je vreemd dat jullie elkaar pas twee maanden kenden toen hij zei dat hij van je hield? Of denk je soms dat je echt zo onweerstaanbaar bent?’
Lorna loopt rood aan. ‘Jij bent echt heel zielig,’ zegt zij door haar opeengeklemde tanden.
‘O ja, ben ik dat?’ zeg ik, zeker van mijn overwinning.
‘Alsof Alex ooit op jou zou vallen,’ voegt ze me toe terwijl ze me van top tot teen monstert.
‘Waarom vraag je het hem zelf niet?’
Er valt niets meer te zeggen, dus pak ik mijn tas en zeil de kamer uit.
‘Zal ik jou eens wat zeggen?’ schreeuw Lorna me na. ‘Jouw probleem is dat jij een complex hebt over je uiterlijk. Je bent dik en lelijk en je trekt het niet dat ik dat niet ben.’
Die laatste zin gilt ze uit, want ze wil dat ik er geen woord van mis, en dat doe ik dan ook niet. Maar Mary ook niet, want die tref ik aarzelend voor de drempel als ik de voordeur opentrek.
‘O,’ zegt ze. ‘Ik wilde net…’
‘Ze is binnen,’ zeg ik, en ik wijs naar de kamer achter me.
‘Het is alleen… ik zou even met haar borrelen en bijpraten.’ In haar haast om bij mij weg te komen, was Lorna duidelijk vergeten dat ze met een van haar cliënten had afgesproken.