‘Vlot het een beetje?’ vraagt Joshua als hij door de receptie loopt, op weg naar buiten voor de lunch. ‘Heb je niet te veel werk?’
‘Eh…’ zeg ik. ‘Nou…’
Maar voor ik verder iets kan zeggen, als ik dat al had gewild, is hij de deur al uit. Joshua zit niet echt te wachten op een antwoord als hij je vragen stelt als: ‘Hoe gaat het?’ of ‘Nog problemen tegengekomen?’ Hij mag graag net doen of er rust heerst in zijn koninkrijkje.
Zevenenzestig minuten later stormt Lorna weer binnen. Ik heb mijn jas aan en sta klaar om naar buiten te gaan. Ik kijk op mijn horloge als zij regelrecht langs me banjert om in de keuken een kop koffie voor zichzelf te gaan zetten. Enfin, ze vraagt nog niet aan mij of ik het voor haar doe, dat is tenminste iets. Ik wacht tot ik haar hoor teruglopen en roep dan: ‘Ik ben lunchen.’
Ik sta al bijna buiten als ik haar hoor zeggen: ‘O, Rebecca?’
Ik dwing mezelf te blijven staan. ‘Ik blijf wel even weg,’ zeg ik, hoewel ik verder geen plannen heb, behalve een broodje eten op St.-James’s Square.
‘Ik had iets voor je neergelegd,’ zegt ze. ‘Heb je daar nog naar gekeken?’
‘O,’ antwoord ik. ‘Ja, dat heb ik weer op je bureau gelegd.’ Ik ga nu niet bekennen dat ik het niet heb uitgetypt, zoals zij wilde. Als ze ruzie wil, dan mag zij beginnen.
Ze glimlacht. ‘Goed.’ Dat was het. Goed. Ik wacht nog even of er ‘dankjewel’ volgt, want zij weet immers niet dat ik niet heb gedaan wat ze van me vroeg. Maar nee, hoor. Geen bedankje, alleen maar: ‘Goed’. Ik hoor haar schuiven met papieren op haar bureau en ik moet me inhouden om niet te lachen. Ik kan kiezen: haar uitlachen of haar vermoorden.
Als ik precies een uur later weer terug ben (ik ben natuurlijk niet op mijn achterhoofd gevallen en ik weet dat ze op de klok kijkt omdat ze me dolgraag op een misstap wil betrappen), zit ze op me te wachten met een gezicht als een donderwolk.
‘Hallo,’ zeg ik glimlachend.
Ze slaat meteen toe. ‘Ik dacht dat jij zei dat je dat cv voor me had uitgetypt.’
Ik doe net of ik haar niet helemaal begrijp. ‘Nee hoor, ik zei alleen dat ik het papier dat je op mijn bureau had gelegd heb gezien.’
‘En daar stond vrij duidelijk “uittypen” boven…’
Ik haal diep adem. ‘Lorna,’ zeg ik. ‘Niemand heeft mij ooit gezegd dat ik nu jouw assistente ben naast de ondersteuning die ik Joshua en Melanie nu in mijn eentje moet bieden, naast alle algemene taken die ik heb. Als je werkelijk omkomt in het werk en je vraagt me een gunst, dan is dat iets anders. Als ik dan tijd heb, zal ik je met plezier helpen. Maar als je me behandelt als je tiepmiep, dan is dat een heel ander verhaal. Dat feest gaat niet door. Ik heb toch al twee keer zoveel werk erbij gekregen.’
Haar gezicht krijgt een eigenaardige kleur paars. ‘Natuurlijk moet jij dingen voor me doen,’ zegt ze bijna sissend. ‘Jij bent de assistente.’
‘Ik ben de assistente van Joshua en Melanie. Ik ben niet jouw assistente.’ Duidelijker dan dat kan ik het niet stellen.
‘Ik zal dit opnemen met Josh,’ zegt ze, en ik antwoord: ‘Prima, moet je doen. Ik ben benieuwd wat hij daarop te zeggen heeft.’
12
DE TWEELING IS JARIG EN in een poging om net te doen alsof alles dik in orde is, heeft Isabel een feestje georganiseerd waar ze niet alleen Dan en mij en de kinderen voor heeft uitgenodigd, maar ook Alex en Lorna. We hebben allemaal opdracht gekregen om ons keurig te gedragen, en om al onze onderhuidse rancune voor ons te houden en eventuele ruzies te bewaren voor een andere gelegenheid. Isabel weet hoe ik het vind om vaker met Lorna in dezelfde ruimte te moeten zijn dan strikt noodzakelijk, maar in mijn optiek wordt de avond voor haar vele malen lastiger. Haar kinderen moeten zien te wennen aan de walgelijke nieuwe vriendin van hun vader, en dan heb ik het nog niet eens over Alex zelf, dat ongeleide projectiel. Dus neem ik me voor om me koest te houden en om mijn best te doen voor mijn vriendin.
Het feestje is zondagmiddag, in het huis dat vroeger ‘Het huis van Alex en Isabel’ was. Om de kans op trauma’s vanwege de ontmoeting met hun enge surrogaatmoeder zo klein mogelijk te houden zodat ze nooit meer hun verjaardag kunnen vieren zonder serieuze therapie, heeft Alex het weekend ervoor de meisjes en Lorna mee uit lunchen genomen. Lorna, die op een griezelig bipolaire manier in staat blijkt over te stappen van beul naar je allerbeste vriendinnetje, hoort me al dagen uit over wat ze aan zal trekken en waar meisjes van acht, bijna negen, graag over praten. Ik ben sterk in de verleiding om haar het verkeerde pad op te sturen (‘Ze haten dieren, die vinden ze allemaal even walgelijk. Dus vertel vooral over die ene keer dat je een puppy hebt overreden.’ Of: ‘Ze hebben een obsessie voor seriemoordenaars, hoe gruwelijker de details hoe beter.’), maar dat is toch niet eerlijk tegenover de tweeling, op wie ik stapel ben. Ik vertel haar – naar waarheid – dat ze van Barbie houden en van Miley Cirus en kleren en honden en turnen. Dat is niet bepaald hogere wiskunde, want dat gaat op voor alle meisjes van acht, maar ze kijkt me zo dankbaar aan dat je zou denken dat ik haar een aalmoes heb gegeven. Het feit dat ik haar blij heb gemaakt irriteert me, dus om haar een beetje angst aan te jagen vertel ik dat de meisjes identiek zijn, en dat hen door elkaar halen ongeveer de allerergste faux pas is die ze zou kunnen begaan. Ze trekt alweer nerveus wit weg. De waarheid is dat wie Natalie en Nicola langer dan vijf minuten kent, hen onmogelijk kan verwarren. Nicola is spontaan en bruist van het zelfvertrouwen. Natalie is stil en introvert. Dus dat, plus het feit dat Natalies haar nauwelijks tot haar schouders komt terwijl dat van Nicola als een waterval over haar rug stroomt. Ze zijn volkomen uniek, en ze kwamen bovendien al vroeg met de mededeling dat ze nooit meer precies dezelfde kleren of hetzelfde kapsel wilden. Dit cruciale brokje informatie deel ik alleen niet met Lorna. Laat haar maar een paar dagen zweten.