‘Dat kan niet elke dag, hoor,’ zeg ik. ‘Als ik eens een keer boodschappen moet doen?’
‘Dat moet je dan eerst maar met Josh en Melanie bespreken,’ zegt ze hooghartig.
Uiteraard sta ik eerst met mijn mond vol tanden. Noemde ze Joshua nu echt Josh? Zo noemt Melanie hem zelfs niet eens. Ik dwing mezelf weer in het gareel.
‘Bovendien heb ik wettelijk gezien recht op frisse lucht,’ zeg ik enigszins hysterisch. Ik kan er niks aan doen.
‘Ik zei toch, overleg dat eerst maar eens met Josh of Melanie. Het enige wat ik je kan zeggen is dat ik veel buiten de deur moet lunchen met mensen, en dat ik dat moet kunnen doen wanneer ik dat wil, zonder jou daar eerst in te kennen.’
‘Met wie moet je vandaag dan lunchen?’vraag ik een tikje agressief.
‘Daar gaat het niet om.’
‘Daar gaat het wel om. Als jij vandaag een zakenlunch hebt, dan begrijp ik prima dat je wilt dat ik op kantoor blijf, maar als dat niet het geval is, dan zie ik niet in wat het jou kan schelen dat ik eerst naar buiten ga en dat jij de telefoon opneemt tot ik weer terug ben.’
‘Het behoort niet meer tot mijn takenpakket om de telefoon op te nemen,’ zegt ze.
Ik adem langzaam in. ‘Dat weet ik, ik zeg alleen dat aangezien er altijd iemand moet zijn om op te nemen, we toch heus wel iets kunnen regelen in plaats van dat jij me nu vertelt dat ik niet meer weg mag met de lunch.’
‘Ik zei helemaal niet dat je niet meer weg mag met de lunch, ik zeg alleen dat je voortaan achter je bureau moet eten. Dat is een groot verschil. Dus, je moet maar even een broodje gaan halen, en kom dan snel weer terug, want ik moet om een uur weg.’
‘Dit is belachelijk,’ zeg ik en ik loop naar de deur. ‘Daar ga jij helemaal niet over.’
‘Nou,’ zegt ze, ‘daar ga ik dus wel over.’
Ik ga toch weg en ook al heb ik vandaag eigenlijk niets te doen, buiten, toch blijf ik een heel uur weg. Ik ga bij St.-James’s Church zitten, en probeer me te concentreren op het lezen van de Metro. Ik zorg ervoor dat ik een paar minuten voor het eind van mijn lunchpauze terug ben. Ik wil het haar niet te gemakkelijk maken. Ze zit boos over een stapel papieren gebogen achter haar bureau. Ik vraag niet eens hoe het met haar lunchafspraak is afgelopen, want ik weet heel goed dat ze die helemaal niet had.
Zodra Melanie weer terug is, vraag ik haar of ze een paar minuten voor me heeft. Lorna mag Joshua dan in haar zak hebben, ik heb de hoop dat Melanie iets rationeler is.
‘Ik vroeg me af,’ zeg ik als ze de deur dicht heeft gedaan, hoewel ik er niet aan twijfel dat Lorna hoe dan ook meeluistert, ‘hoe moet dat eigenlijk met dingen als de telefoon tijdens de lunch?’ Ik heb al besloten dat ik me niet verlaag tot Lorna’s niveau en dat ik dus niet ga klikken. Geen ‘zij zei dit’ of ‘zij zei dat’.
‘Nou, kan dat niet gewoon blijven zoals altijd?’ zegt Melanie, die duidelijk niet erg geïnteresseerd is in dit gesprek.
‘Eh…’ zeg ik. ‘Geweldig. Oké, als jij denkt dat het zo moet.’
‘Mooi,’ zegt ze, en ze rommelt door de papieren op haar bureau.
‘Denk je… enfin, zou je dat misschien ook tegen Lorna willen zeggen, binnenkort? Dan weten we allemaal waar we aan toe zijn.’
‘Prima,’ zegt ze, en ik wil verder niet aandringen, dus ik laat het hierbij.
Dan heeft met Alex en Lorna afgesproken in de pub, maar ik heb het perfecte excuus om niet mee te hoeven, aangezien ik had beloofd om met Zoe en William naar Isabel te gaan. En dat valt natuurlijk niet te combineren. Isabel is kennelijk nog niet thuis, en dus laat ik mezelf binnen en geef ik de kinderen in haar keuken iets te drinken. Het is een schitterend huis, Victoriaans, met alle originele kenmerken die je maar kunt verzinnen, uiteraard gekocht op Isabels salaris aangezien Alex geen inkomen heeft, hoewel ik zeker aanneem dat hij de aanbetaling heeft gedaan van de niet onaanzienlijke bonussen die hij in zijn bankierstijd heeft opgestreken. Het voelt alleen alsof het huis wat weinig liefde heeft gehad; het voelt niet meer als een thuis. Ongelofelijk wat de aanwezigheid van één iemand kan doen. Dat het leven uit een huis kan verdwijnen als die iemand weggaat. Anders rook het hier altijd naar versgebakken brood, en naar geurkaarsen van Diptyque en al die andere kleine dingetjes die Isabel altijd deed om het gezellig te maken. Ik denk dat ze er tegenwoordig gewoon geen fut voor heeft.
Ik hoor haar sleutel in het slot. De tweeling komt binnenstormen en ze zijn totaal niet verbaasd om ons al van drankjes voorzien in hun keuken aan te treffen. Ze zijn nooit anders gewend geweest.
‘Sorry dat ik zo laat ben,’ zegt Isabel als de kinderen naar de kamer van de tweeling zijn vertrokken. ‘Hij had ze mee naar het zwembad genomen.’