Thuis doorlopen Dan en ik onze vaste routine. Een snelle debriefing bij een glaasje cognac, dan naar bed, nog vijf minuten lezen en de lichten uit. Hij slaapt bijna meteen, zoals altijd. Tegenwoordig wordt ons bed, zoals bij de meeste stellen die al zoveel jaar bij elkaar zijn en kinderen hebben, hoofdzakelijk gebruikt om in te slapen. Ik bekijk hem vol genegenheid in het halfduister, maar het lukt me niet om los te komen van het beeld van Lorna en Alex en hun zelfingenomen jonge liefde. Je kunt er niet omheen: hun lichamelijke aantrekkingskracht is echt, wat Alex ook voor diepere motieven mag hebben. Zijn hand op haar knie, hoe zij over zijn dij wrijft als ze weer een of ander verhaal vertelt. Ik vind het een beetje bevreemdend, dat schaamteloze tentoonspreiden van hun seksuele chemie, en ik vraag me af of Dan dat ook zo voelt. Het geeft mij zelf zo’n onvolkomen gevoel. Alsof ik niet opwindend ben, en ook niet op te winden. Ik overweeg heel even om Dan wakker te maken, en hem te zeggen dat ik ineens zo’n zin heb, neem me, nu, maar ik weet dat hij dat gek zou vinden. Dat hij zich af zou vragen wat er met me aan de hand is, en of ik me wel goed voel, en dan is het moment alweer voorbij. Dus kruip ik tegen zijn brede rug en probeer te slapen.
8
ISABEL ZIT AAN EEN TAFELTJE bij het raam, met haar neus in een boek. Ze ziet er precies uit als, enfin, als Isabel, en ik kan wel huilen als ik het restaurant doorloop om haar te begroeten. We hebben elkaar al bijna een maand niet gezien, en terwijl ik haar een dikke knuffel geef realiseer ik me hoe ik mijn vriendin heb gemist. We hebben elkaar uiteraard wel aan de telefoon gesproken, maar omdat Alex al die tijd bij ons logeerde, nodigde ik haar niet meer uit. De intensiteit waarmee ze mijn knuffel beantwoordt en het feit dat ze niet meer loslaat, ook al ontspannen mijn armen zich weer, zegt dat ze mij ook heeft gemist. Uiteindelijk komen we toch los, en negeren de starende blik van een schriel uitziende jongeman in een goedkoop pak, die lijkt te hopen dat hij dadelijk de live-uitvoering van Emmanuelle te zien krijgt.
‘Zo,’ zegt ze als ik ga zitten. ‘Hoe is het met je?’
‘Met mij is het best,’ zeg ik. ‘Tenminste, op mijn werk is het wat…’ en dan dringt het tot me door dat ik daar helemaal niks over kan zeggen, dus klets ik een beetje doelloos door. Uiteindelijk stelt Isabel de vraag die ze altijd stelt.
‘En hoe is het met Alex? Gaat het wel goed met hem?’
Ik was hier al zo bang voor. Aan de ene kant is het voor Isabel verschrikkelijk en pijnlijk om erachter te komen dat Alex al iemand anders heeft, maar aan de andere kant kon ze het wel eens geestig vinden dat het Lorna is. Ik weet dat ze het anders wel via de tamtam te horen krijgt, dus ik besluit dat ik het haar dan maar beter zelf kan vertellen. Het feit dat Alex eerst nog heeft geprobeerd om mij te versieren laat ik uiteraard weg. Ik wil dat ze hem weer terugneemt als hij ooit nog eens bij zinnen komt, en dat gaat ze natuurlijk nooit doen als ze denkt dat hij zo ontrouw is geweest.
‘Hij doet het natuurlijk alleen om iets te bewijzen,’ zeg ik, hoewel ik natuurlijk niet kan zeggen wat hij dan precies wil bewijzen. ‘Aan zichzelf, bedoel ik. Dat het terecht was dat hij weg is gegaan. God mag het weten.’
Gelukkig laat mijn instinct me niet in de steek en wordt de pijn ruimschoots gecompenseerd door het komische gehalte van dit alles. Isabel kan er zelfs om glimlachen.
‘Ik weet niet,’ zegt ze. ‘Misschien vindt hij haar wel echt leuk.’
‘Hallo, we hebben het hier over Lorna, ja,’ zeg ik met overslaande stem. ‘Die kan hij onmogelijk echt leuk vinden.’
‘O jeetje, denk je dat hij het ook al haar boontje noemt?”
‘Dat is nog zoiets. Hij had haar bijna dat verhaal verteld. Ik bedoel, ik moet wel met haar werken. Wat nu als hij het haar vertelt, en dat zij het vervolgens doorbrieft aan Joshua en Melanie…?’
Isabel lacht. ‘Ik betwijfel of ze dat wel aan iemand anders zou willen toegeven.’
Het gesprek valt even stil. Isabel kijkt me aan.
‘Rebecca,’ zegt ze aarzelend. ‘Waarom denk je eigenlijk dat hij is weggegaan?’
‘Ik heb geen idee,’ zeg ik. Ik ben absoluut niet van plan haar te vertellen dat hij beweert überhaupt nooit van haar te hebben gehouden. ‘Jullie leken me altijd zo gelukkig.’
Ze zucht. ‘Ik geloof niet dat het ooit zo goed is geweest als jij wel denkt. Al jaren niet meer, in elk geval. We hadden altijd ruzie als we alleen waren. Maar hebben alle stellen dat niet? Het ging meestal over geld. En dat hij een baan zou zoeken…’
‘Maar… ik dacht altijd… ik bedoel, jij verdient toch prima, of niet?’ vraag ik. ‘Je hebt een baan waar je van houdt en ik dacht altijd dat hij ook iets wilde doen waar hij zich goed bij voelde. En toen je de meisjes kreeg was ik altijd zo jaloers op jou omdat je gewoon weer lekker aan het werk kon en hij het prima vond om thuis te blijven.’