Het is een tijdrovend klusje, dus kom ik wat vroeger naar de zaak om lijstjes op te stellen en vast wat ander voorwerk te doen. Je raakt anders snel kwijt wie je nu al wel hebt gebeld en bij wie je een boodschap hebt ingesproken, laat staan dat je nog weet wat ze van plan zijn te doen. Dus loop ik het kantoor in, met een grote beker latte in de ene hand en een koffiebroodje in de andere. En dan hoor ik dit vanuit Melanies kamer:
‘…en toen kon ze niet meer overeind komen omdat ze een lachstuip had, en natuurlijk omdat ze zo dronken was. Dat is toch om te gillen? Ik bedoel, ik dacht altijd dat Rebecca zo keurig en beschaafd was.’
Gelach, gelach van Melanie. Melanie snuift als ze lacht, ik zou haar zo uit een line-up kunnen pikken als het moest, hoewel ik me niet kan indenken dat zo’n scenario zich ooit aandient.
‘Ik ook.’
‘En Alex vertelde dat hij haar uiteindelijk samen met Daniel en de taxichauffeur in de taxi heeft moeten tillen…’
Genoeg. Vernederd loop ik de voordeur weer uit en gooi hem dan met veel misbaar open, rammelend met mijn sleutels en hoestend alsof ik mijn leven lang in de mijnen heb gewerkt. Lorna duikt op uit Melanies kamer, met een grote onschuldige glimlach op haar gezicht.
‘O, hoi. We hadden het net over je.’
‘Aha.’ Ik geef toe, dat was geen geniaal antwoord, maar ik weet ook niet wat ik anders moet zeggen.
‘Het was echt gezellig, gisteravond. Ik heb het vreselijk naar mijn zin gehad.’
‘Fijn.’
‘Grappig toch, toen…’
Ik val haar in de rede. ‘Ik moet hier even mijn hoofd goed bijhouden, sorry,’ zeg ik, en ik ga achter mijn bureau zitten en staar ingespannen naar wat daar toevallig ligt. Het is een lijstje met wat ik de vorige avond had willen kopen bij Marks & Spencer, op weg naar huis, tenminste, dat denk ik. Ik staar er veel te lang naar, om mijn punt duidelijk te maken. Uiteindelijk gaat ze zitten en zet haar computer aan en ik neem aan dat ik weer met een gerust hart op kan kijken.
Ik kom maar niet van mijn irritatie af, en stom genoeg gooi ik het communicatiekanaal weer open.
‘Lorna,’ zeg ik, en ik probeer niet zo geërgerd te klinken als ik me voel. ‘Ik zou het op prijs stellen als je mijn persoonlijke leven niet bespreekt met Melanie en Joshua. Zij hoeven niet te weten dat ik wel eens dronken over straat rol.’
Nu ik eenmaal begonnen ben, is er geen houden meer aan.
‘En voor de duidelijkheid: dat is maanden geleden gebeurd en dat was iets eenmaligs. Nu denken zij dat ik voortdurend bezopen ben. Alsof ik dagelijks naar de kroeg ga en me vol laat lopen.’
Lorna kijkt me aan als een puppy dat zojuist op zijn kop heeft gekregen omdat hij aan het tapijt had liggen knagen. Wat? Wat heb ik dan gedaan? Ik ben onschuldig!
‘Ik heb je net gehoord,’ zeg ik, alsof dat niet al overduidelijk was. Ze denkt zeker dat ik helderziend ben.
Ik ben als de dood dat ze gaat janken. Ze beeft er een handje van om in tranen uit te barsten als dat haar zo uitkomt. Ze doet het aan de lopende band, en dan vooral bij Joshua. En het werkt altijd. Op de een of andere manier vergeet hij dan dat ze een vrouw van tweeenveertig is met een hypotheek en een eetstoornis, en dan gaat hij vaderlijk lopen doen en vergeet compleet dat hij eigenlijk bezig was haar ergens de mantel voor uit te vegen. Ik schrijf dat maar toe aan het feit dat zijn enige dochter verleden jaar uit huis is gegaan om te studeren, en dat hij zich niet meer zo nodig voelt.
Hoe dan ook, ik moet de tranentrein tegen zien te houden voordat hij op het station arriveert, want ik ben absoluut niet van plan om op te stappen.
‘Goed,’ zeg ik. ‘Ik zeg alleen dat ik het zou waarderen als je in de toekomst, enfin, je snapt het wel…’
‘Oké,’ zegt ze gekweld. ‘Het spijt me.’
‘Ik zei dat het goed was. We hebben het er niet meer over, oké?’
Dus nu zit ze achter haar scherm te snuffen, tot ze na een paar minuten naar het damestoilet stuift, en bijna tegen Joshua opbotst als hij de keuken uit komt omdat hij niet meer wilde wachten tot een van ons hem een kopje thee komt brengen.
‘Gaat het?’ vraagt hij bezorgd.
‘Ja, het gaat wel,’ zegt Lorna op een toon waaruit blijkt: Nee. Het gaat helemaal niet, want dat akelige kreng daar heeft lelijk tegen me gedaan. Joshua werpt me een beschuldigende blik toe. Eén-nul voor Lorna.
Lorna zit al tien jaar bij Mortimer and Sheedy, sinds haar tweeëndertigste. Daarvoor had ze het ene na het andere secretaressebaantje gehad, maar ze had nooit iets gevonden waar ze het echt naar haar zin had. Totdat ze de kleine zolderruimte van Mortimer and Sheedy binnen liep voor een sollicitatiegesprek. Toen werd ze verliefd. En nu ze haar niche had gevonden was ze bruut ambitieus. Ze had besloten dat ze een jaar of drie zou blijven, alles zou leren wat er te leren viel over contracten en casting en hoe je cliënten tevreden kunt houden en kunt zorgen dat ze meer verdienen, en dat ze daarna zelf zou solliciteren naar een functie als agent bij een van de grotere, bekendere bureaus. Maar voor ze er erg in had voelde Mortimer and Sheedy als haar thuis, en Joshua en Melanie voelen als familie. Ze kon zich inmiddels niet meer voorstellen dat ze ooit nog eens ergens anders zou werken, ook al betekende het dat het met haar carrière niet opschoot. Hoe ik dat allemaal weet? Omdat ze me ademloos haar hele levensverhaal uit de doeken heeft gedaan, in de eerste halve minuut na onze kennismaking, terwijl ik nerveus slokjes nam uit mijn flesje water en zat te wachten op mijn sollicitatiegesprek. Ik zou voor het eerst weer aan de slag gaan na de geboorte van Zoe, zeven jaar daarvoor. Ik wilde graag twee dagen per week werken, van halftien tot zes uur, en ik wilde graag dat mijn kantoor aan de Piccadillylijn lag, zodat ik er met de metro naartoe kon. Dat waren mijn enige voorwaarden. Als de uren en de locatie goed waren, was ik desnoods in een bordeel gaan werken. William was net naar school, en ik wilde een baantje zonder druk, waar het geen ramp was als ik eens een dagje moest overslaan omdat een van mijn kinderen koorts had.