En nu zitten we met z’n allen rond de tafel. Isabel en Dan, Kay en Lorna en de vier kinderen. Ik kijk om me heen. We lijken de Waltons wel, maar dan net iets minder degelijk. Lorna en Kay lijken wel een komisch duo, met Kay die de hele tijd zegt: Ach, hou nu toch eindelijk je klep’, als Lorna weer eens doorratelt zonder een ander de kans te geven om iets te zeggen, en: ‘Neem nou toch een hap, in godsnaam’, als ze te lang met haar eten zit te schuiven. Dan lacht Lorna maar zo’n beetje en zegt ze: ‘O, sorry,’ en dan stopt ze met praten of neemt ze een grote hap, en dan zie ik wel in dat ik haar misschien ook zo had moeten aanpakken. Op haar beurt zegt zij dingen als: ‘Joh, Kay, ik had geen idee dat jij ook kinderen had?’ als Kay weer eens een lang en oeverloos verhaal over een van haar jongens afsteekt.
Of Lorna ooit mijn beste vriendin wordt? Nee, natuurlijk niet. Niemand kan Isabel van die plek verdringen of zelfs maar bij haar in de buurt komen. Ik weet zeker dat Lorna nog altijd af en toe op mijn zenuwen zal werken en ik op de hare. Maar ik weet nu hoe ik met haar moet omgaan, en wat vooral zo verrassend is: ik mag haar. Echt.
Ik kan niet wachten om in januari weer aan de slag te gaan met mijn glanzende carrière. Ik kan niet wachten om morgen door te brengen met mijn lieve man, mijn niet helemaal perfecte maar heerlijke kinderen en om samen met hen kerst te vieren, met ons viertjes. Ik kan zelfs niet wachten op oudejaarsavond, de meest overschatte avond van het jaar, als we weer hebben afgesproken met deze vijf volwassenen om gezellig samen te gaan zitten mokken over hoe stom dat feest eigenlijk is. Misschien nodigen we Rose en Simon uit, misschien niet. Ik ben tegenwoordig heel gemakkelijk.
Rebecca en Dan en Isabel. Soms met Kay en Lorna. Soms met Rose en Simon. Dat zou best eens kunnen werken.