Home>>read Vierspel free online

Vierspel(12)

By:Jane Fallon


Ze bazelt maar door, en ik realiseer me dat ik al een uur geen woord heb gehoord van wat ze allemaal heeft gezegd. Dus doe ik wat ik altijd doe, en dat is knikken en glimlachen en doen alsof ik het eens ben met wat ik ook maar heb gemist. Dan zie ik dat ze opstaat en haar jas aantrekt. Kennelijk heb ik ermee ingestemd dat zij eerst gaat lunchen, ook al is het eigenlijk mijn beurt. Nou, best. Heb ik in elk geval een uurtje rust aan mijn kop. Ik gebruik de tijd om Zoe te bellen op haar mobieltje. Ik kan horen dat ze met vriendinnen is, want ze zegt niks waaruit blijkt dat ze haar moeder aan de lijn heeft.

‘Hé,’ zegt ze als ze opneemt.

‘Hoi, liefje. Alles goed?’

‘Hm-hm.’

Ze is niet bepaald spraakzaam, dus kom ik meteen ter zake. ‘Heb jij William vandaag nog gezien?’

Zoe’s ergste nachtmerrie is uitgekomen. Haar niet-coole broertje zit sinds kort bij haar op school en ik verwacht van haar dat ze een beetje op hem let tijdens de pauzes.

‘Nee,’ antwoordt ze, en ineens is ze wel gewoon dertien en geeft het woord een extra lettergreep.

‘Zou je misschien even op hem willen letten in de kantine?’

In tegenstelling tot zijn zusje, staat William in sociaal opzicht zijn mannetje absoluut niet. Hij is – hoe zal ik het zeggen? Hij is… een beetje raar, in de ogen van mensen die niet zoveel van hem houden als ik. Hij is gek op natuurkunde en geschiedenis en hij draagt graag dandyachtige kleren. Hij stelt het niet op prijs als men zijn naam afkort, en verbetert iedereen die hem Will noemt. Hij is volkomen uniek en dat vind ik geweldig aan hem. Hij is alleen niet klaar voor het sociale geweld op de Barnsbury Road scholengemeenschap. Ik maak me zorgen om hem.

‘Kijk nou maar gewoon even stiekem,’ zeg ik. ‘Of het wel allemaal goed gaat met hem.’

Zoe zegt niets.

‘O, en eet iets,’ zeg ik nog vlak voordat zij vlug ‘Laterrrr’ zegt en ophangt.

Zoe is, net als Lorna, permanent aan het lijnen. En net als Lorna is ze zo mager als een lat en ik kan ’s nachts niet slapen bij het idee dat ze wegteert en jaren van gedwongen voeren worden opgevolgd door een vroege dood ten gevolge van een verzwakte hartspier. Ik heb de neiging om me over te geven aan worstcasescenario-fantasieën over mijn geliefden. Dat is een verdedigingsmechanisme, denk ik. Als ik mezelf kwel met voorstellingen van hoe ik om zou gaan met het allerergste, dan kan ik in elk geval de ellende die wel echt gebeurt een stuk beter aan. Ik dwing mezelf om niet te denken aan William die zijn lunchpauze in zijn eentje moet doorbrengen of erger nog, die door een groepje oudere jongens wordt gepest. Ik kan hem niet bellen. We hebben een telefoon voor hem gekocht toen hij twee weken geleden begon op zijn nieuwe school, maar die is hij meteen de eerste dag al kwijtgeraakt. Hij raakt altijd alles kwijt.

Tegen de tijd dat ik thuiskom zijn allebei mijn kinderen met al hun ledematen nog intact thuis, en niemand maakt ruzie. Zoe helpt me voor de verandering zelfs met koken, waardoor ik denk dat ze iets van me wil, maar ik houd me in en vraag niks – ‘Ben je soms zwanger?’ is misschien een wat overdreven reactie op een dochter die wil helpen bij het aardappelschillen. William is nog heel en heeft het over zijn nieuwe vriendje Sam, die bij hem in de klas zit en die klaarblijkelijk een microscoop op zijn kamer heeft, om de bacteriën in zijn bed te kunnen onderzoeken. Geweldig. Dat zal Williams sociale leven een flink eind vooruithelpen. Maar goed, hou ik me voor, hij heeft in elk geval een vriendje. Dan is al op weg naar huis, want zijn laatste afspraak van vandaag heeft afgebeld. Alles is dus prima in orde. En dan gaat mijn mobieltje. William neemt op.

‘Oom Alex,’ zegt hij, en voor ik iets kan doen, heeft hij al opgenomen.

Ik raak even in paniek. Ik heb Alex sinds onze lunch niet meer gesproken. Zo lang hebben we denk ik nog nooit geen contact gehad. Zelfs niet als een van ons op vakantie was, want Dan en hij hadden altijd wat te bepraten en meestal kwam ik dan ook even aan de lijn om dag te zeggen.

‘Wist jij dat stofmijten van de dode huid leven in je lakens?’ zegt William. ‘En dat er wel een miljoen van die beestjes in je bed wonen?’

Ik overweeg de keuken uit te lopen en te doen alsof ik naar de wc moet, maar ik weet dat William dan toch nog achter me aan komt, en ik kan hem natuurlijk niet uitleggen dat ik zijn lievelingsoom niet wil spreken. Het is trouwens toch al te laat. William houdt de telefoon al voor me op.

‘Mam,’ zegt hij ongeduldig. ‘Wakker worden.’ Dat ‘wakker worden’ is een van Williams favoriete uitdrukkingen. Hij vindt het zelf supergrappig.

‘Hoi, Alex,’ zeg ik, en ik probeer vriendelijk maar zakelijk te klinken. ‘Hoe gaat het?’

‘Geweldig,’ zegt hij. ‘Fantastisch zelfs.’