‘Dat is ze niet,’ zeg ik, en ik hoop dat hij het daar voor de verandering bij laat.
‘Maar jij zegt altijd dat ze zo afschuwelijk is. Je hebt tegen papa gezegd dat het een verschrikkelijke bitch is.’
Zoe snuift.
‘Je moet helemaal niet luisteren als wij iets bespreken,’ zeg ik. ‘En dat ging niet over haar, maar over een heel andere Lorna.’
Zodra dit eruit rolt weet ik dat ik een fout bega. William is in staat om doodleuk tegen Lorna te zeggen: ‘Mama kent een andere Lorna en die vindt ze een verschrikkelijke bitch.’
‘Weet je, dat vond ik vroeger ook, maar ik heb me vergist, oké? En ze zou heel, heel erg verdrietig zijn als zij wist dat ik dat heb gezegd, dus wil je er alsjeblieft niets over zeggen?’ Ik ben zelf zo verward over Lorna dat ik momenteel niet goed weet wat ik van haar moet vinden, maar dat hoef ik hem niet aan zijn neus te hangen.
‘Ik ben niet dom,’ zegt hij hooghartig, en Zoe zegt: ‘Nee, hoor, tuurlijk niet’, op een manier waaruit blijkt dat hij dat dus wel is.
‘Maham…’ jammert hij.
Ik laat ze het lekker zelf uitzoeken, want vanavond maken ze toch niet echt ruzie aangezien Dan ze een paar jaar geleden heeft gedreigd dat ze de avond op hun kamer mogen doorbrengen als ze ook maar één misstap begaan. Daar heeft hij hen ook aan gehouden, zodat ze na het voorgerecht konden vertrekken en er niet bij waren toen iedereen zijn christmas cracker mocht stuktrekken en de cadeautjes werden bekeken.
Tegen zevenen heb ik het eten onder controle en ziet het huis er fantastisch uit – en het ruikt ook heerlijk. Het doet me denken aan een kermis, met al die kleine lichtjes en al die uitbundige zilveren en rode versierselen. In alle kamers staan geurkaarsen. De glühwein staat te trekken, of hoe je dat ook maar noemt, en de camembert voor het voorgerecht kan zo de oven in. De trifle is klaar en de boomstamtaart die William op school heeft gemaakt staat zachtjes weg te smelten in de warme keuken. Ik storm de slaapkamer in, kleed me om in recordtijd en Dan trekt ondertussen de flessen wijn open en schenkt ons allebei een flinke bel in. Om tien voor halfacht arriveert Kay als eerste.
‘Snel, de kerstmuziek,’ zeg ik tegen Zoe voor ik opendoe, en Zoe loopt snel naar de iPod in het docking station. We zorgen altijd dat er kerstliederen klinken als de gasten binnenkomen.
‘Is Cruella er al?’ vraagt Kay hardop fluisterend als ik haar meeneem naar de zitkamer en haar voorstel aan Dan en de kinderen.
‘Hou op.’
Kay blijkt net zo’n nerd te zijn als William – wat misschien niet zo gek is, met haar twee zoons – dus die weten elkaar te vinden en praten over de ontdekking van een of andere obscure ster die op het nieuws was, om een reden die volledig aan mij voorbijgaat.
Isabel en de meisjes zijn de volgenden, en meteen daarna komen Rose en Simon binnen met hun zesjarige dochter, Fabia. De andere twee kinderen zijn allebei uit logeren.
De grote mensen drinken sterke, warme wijn, en eten hapjes die ik op tafel heb gezet, en kletsen over koetjes en kalfjes. Rose lijkt wat nerveus om Isabel onder ogen te moeten komen, aangezien het slechte nieuws over Luke van haar kwam, maar gelukkig heeft Isabel een neus voor dit soort dingen en bedankt ze haar uitbundig voor het feit dat ze haar heeft gered voordat ze zichzelf nog veel erger voor schut had gezet. Het is allemaal heel relaxed en gemoedelijk en kerstachtig, en dan wordt er weer aangebeld en staat Lorna daar met een fles wijn in haar handen. Ze overhandigt hem aan mij terwijl ik haar binnen laat.
‘Kom toch binnen.’ Ik praat tegen haar als tegen een oude tante die ik pas één keer heb ontmoet. Het punt is, ik weet niet zo goed hoe ik me moet gedragen. Los van defensief, vijandig en achterdochtig, bedoel ik.
‘Je huis ziet er schitterend uit,’ zegt ze, en ze kijkt om zich heen naar de versieringen terwijl ik haar jas aanneem.
‘Dank je, kom verder. Jongens, dit is Lorna.’ Zelden zie je een kamer vol mensen met zo veel interesse opkijken. Lorna is een legende bij ons thuis. Zelfs Rose en Simon weten van haar grillen, want die zijn tijdens die paar etentjes met hen al aan de orde geweest. Ik stel haar aan iedereen voor die ze nog niet kent, en ze wil graag een glaasje glühwein. Dus dat ga ik voor haar halen en ik werp meteen een blik op de worstjes. Isabel komt achter me aan.
‘Ze is nog magerder dan de laatste keer dat ik haar zag,’ fluistert ze.
‘Erg hè? Ik vraag je, was dit een heel stom plan, om haar ook uit te nodigen?’
‘Nee, natuurlijk niet. Dit is jouw goede daad van dit jaar. Als je maar geen boontjes serveert bij de worst, want dan hou ik het niet droog.’
‘Sssj,’ zeg ik lachend, ‘we moeten aardig zijn.’