Nu ik fulltime werk ben ik beducht op haar streken, maar dat wil niet zeggen dat ze het nooit meer probeert. Altijd als ik naar buiten ga om te lunchen ligt er als ik terugkom een briefje op mijn bureau met de een of andere opdracht. ‘Melissa wil graag de papieren voor haar auditie van vrijdag,’ staat er dan bijvoorbeeld. De meeste acteurs vinden het prima om hun scènes pas te krijgen op de auditie zelf, maar Melissa is dyslectisch en dus proberen we haar tekst altijd een dag van tevoren te krijgen. Het punt was alleen dat Melissa mij niet had gebeld om ze voor haar te regelen, ze had gebeld of iemand ze kon regelen, en aangezien ze Lorna aan de lijn kreeg, zou je denken dat die dat ook zou oppakken. Maar nee.
Ze heeft ook een keer een briefje voor me achtergelaten met daarop: ‘Simon Harte belde om te vragen of je die doorpas in het Shaftesbury kon verzetten naar drie uur in plaats van twee uur,’ en toen wist ik honderd procent zeker dat ze loog, want Simon Harte was een nieuwe cliënt en hij wist toen niet eens van mijn bestaan. Bovendien kostte het schrijven van dat briefje waarschijnlijk evenveel tijd als het zou hebben gekost om de telefoon te pakken en zelf die afspraak even te verzetten. Maar dat was natuurlijk het punt niet. Het was een machtsspelletje.
Lorna is tweeënveertig en single. Zo nu en dan kwettert ze nog meer dan anders, en besteedt ze heel veel aandacht aan haar uiterlijk, en dan weet ik dat ze weer eens iemand aan de haak heeft geslagen. Een paar dagen later, vaste prik, is ze snotterig en huilerig, omdat het alweer mis is gegaan. Ze zit aan haar computerscherm vastgelijmd en ik ben ervan overtuigd dat ze vooral druk is met datingsites. Ik vraag haar nooit naar haar liefdesleven, en vreemd genoeg is dat het enige waarover ze niet alles tot in detail over me heen stort, maar ik heb de indruk dat ze wanhopig graag zou willen trouwen en kinderen krijgen. Ik stel me zo voor dat ze al die kerels afschrikt door hen al bij het voorgerecht te vragen wat hun bedoelingen zijn, om vervolgens te informeren naar de kwaliteit van hun zaad om bij het toetje te vragen of er soms erfelijke ziektes spelen in de familie.
Als ik wel eens in een gulle bui ben, maar dat komt niet vaak voor, heb ik met haar te doen. Het is geen slecht mens. En ik weet ook dat ik mazzel heb gehad met Dan, bij de gratie gods en zo. Maar meestal wil ik haar het liefst een lel verkopen en zeggen dat het haar eigen schuld is dat ze nog alleen is, omdat ze die grote waffel van haar niet dicht kan houden, gvd. (Ik probeer minder te vloeken, trouwens, omdat ik William, mijn jongste, laatst tegen zijn grootmoeder hoorde zeggen dat hij zijn verjaardagscadeautje ‘fucking fantastisch’ vond. Ik heb de schuld nog op Grand Theft Auto proberen te schuiven, maar William speelt nooit computergames, want die haat hij.) Iedere man zou binnen vijf minuten stapelgek van haar worden, maar dat heb ik gelukkig nog nooit tegen haar gezegd. Ook al denk ik de vreselijkste dingen, ik zou haar nooit opzettelijk willen kwetsen. Ik zou überhaupt nooit iemand opzettelijk willen kwetsen. Dus bijt ik op mijn tong. Mijn scherpe maar onweerstaanbaar geestige opmerkingen blijven in mijn hoofd.
Dat ik zo intolerant ben is een van de trekjes die ik het meest haat aan mijzelf. Dat is een zwaarbevochten plek in de rangorde, want ik ben een meester in Zelfhaat. Van alle lichamelijke aspecten (mijn gewicht; mijn crêpepapieren decolleté; mijn voeten, of, om precies te zijn, mijn tenen, van die korte stompjes; de bobbel op mijn neus) tot mijn karakter (mijn angst voor verandering, mijn onvermogen om iets aan mijn gewicht te doen ondanks het feit dat ik er zo ongelukkig onder ben, hoe ik altijd mijn oordeel klaar heb over mensen nog voor ik hen heb ontmoet, mijn ongeduld met domme mensen). Ik heb duizenden dingen op mezelf aan te merken. Op goede dagen, als ik echt eerlijk ben over mezelf, zie ik wel in (ook al hou ik dat natuurlijk voor mezelf) dat ik in essentie deug. Ik ben een goede echtgenote, een liefhebbende moeder en meestal, los van de laatste tijd met Isabel, een vriendin op wie je kunt rekenen. Ik geef wel eens geld aan daklozen en trap altijd in de verhalen van die goededoeleneikels die je op straat aanspreken. Alleen mensen die ik niet ken, die mag ik niet. En domme mensen. En mijn voeten. En Lorna, uiteraard.
Die ziet er vandaag opvallend netjes uit, los van de granaatappelprut, dus ik neem aan dat ze vanavond een afspraakje heeft. Jim, 40, hobby’s: luisteren, knikken, en zich dood vervelen. Zou dolgraag xylofoon willen leren spelen. Enfin, ik wens haar het beste. Misschien lukt het haar dit keer wel om zo’n arme kerel omver te kletsen, en misschien dat ze dan wel wat bedaart en hier haar mond houdt en eens fatsoenlijk aan het werk gaat.
Trouwens, ze doet nu al een paar weken meer haar best op haar uiterlijk. En ze neemt vaker de telefoon op, wat meestal betekent dat ze een vriendje heeft. Eigenlijk neemt ze al op sinds ik een keer haar nieuwste vriendje aan de lijn kreeg en hem vertelde dat ze net naar de dokter was voor de uitslag van haar chlamydiatest. Ik weet ook niet waarom ik dat zei. Ik denk dat ze me weer eens geïrriteerd had. Tegen de tijd dat zij doorhad wie ik aan de lijn had, had hij alweer opgehangen. Het was geen ramp. Ze belde hem terug en legde uit dat het een grapje was, niks aan de hand. Toch dumpte hij haar een paar weken daarna, meen ik me te herinneren. Dat kon ik wel zien toen ze met rode ogen en zonder make-up binnenkwam, en de Telefoonoorlog weer begon.