‘Ik heb gisteravond met Alex gesproken,’ zegt ze, en ik ga toch maar weer zitten, want ik wil wel graag horen wat ze daarover te zeggen heeft.
‘En…?’
‘Ik ben naar zijn appartement gegaan en daar heb ik voor de deur gewacht tot hij thuis kwam, zodat hij wel moest praten. En je had gelijk. Hij is nooit verliefd op me geweest. Hij was verliefd op jou, wat je al zei.’
‘Het spijt me, Lorna.’ Ik meen het, ik vind het echt rot voor haar.
‘Weet je, nu hij dat eindelijk heeft toegegeven is het goed. Nu kan ik verder. Ik moet alleen nog over het gevoel heen zien te komen dat ik zo ontzettend stom ben geweest…’ Haar stem breekt. Kennelijk ben ik voorbestemd om door wenende vrouwen te worden omringd. Ik weet niet wat ik moet doen. Haar troosten lijkt me een inbreuk op haar privacy, dus blijf ik maar zitten.
‘Ik ga me nu helemaal op mijn werk storten,’ zegt ze als ze zichzelf weer in de hand heeft. ‘En ik ben ontzettend dankbaar dat ik nog werk heb om me op te storten. Dat is waarom ik wilde dat je even binnenkwam. Om je dat te zeggen.’
‘Nou, ik heb het met heel veel plezier gedaan, echt waar.’
‘Je bent er ook goed in, dat blijkt wel,’ zegt ze, en ze glimlacht. Tenminste, dat denk ik. Je weet het niet precies bij Lorna, want ze lacht zo weinig, misschien zit haar ook wel een boer dwars.
29
IK HEB EEN OPENBARING GEHAD.
Ik kon vannacht niet slapen omdat ik lag te piekeren over Isabel en Luke en Lorna en Alex en de enorme puinhoop die ons leven is geworden. Ik had medelijden met mezelf. Mijn werk is geestdodend nu ik weer mijn oude klusjes moet doen. Begrijp me niet verkeerd: ik vind het nog altijd geweldig bij Mortimer and Sheedy, maar ik heb het gevoel alsof ik iets verloren heb. Omdat ik zoveel meer in me heb. Ik dacht over de kick die ik van het werk kreeg toen Lorna weg was, en ik probeerde niet verontwaardigd te zijn dat ik geen erkenning kreeg voor wat ik allemaal heb bereikt – dat is mijn eigen beslissing geweest, dat weet ik ook wel, maar toch zit het me hoog – als ik me ineens realiseer dat ik helemaal niet de rest van mijn leven telefoontjes hoef te beantwoorden en brieven hoef uit te typen.
Dat wat me al die tijd heeft tegengehouden was het beeld dat ik van mezelf had. Ik geloofde nooit dat ik genoeg in huis had om meer aan te kunnen. Ik verschool me achter protesten dat ik een gemakkelijk leventje wilde zonder verantwoordelijkheden, terwijl het eigenlijk de angst was die me tegenhield. Maar dat is nu allemaal anders. Nu weet ik dat ik het kan. Ik hoef alleen maar te bedenken wie me de kans zou willen geven. Op papier heb ik geen ervaring, behalve zes jaar administratief werk.
Ik kan me niet meer inhouden – ik moet dit met Dan bespreken.
Ik maak hem wakker en hij gromt en probeert bij me weg te rollen.
‘Dan,’ lispel ik. ‘Ben je wakker?’ Dat zorgt er namelijk gegarandeerd voor dat hij inderdaad wakker wordt en met me gaat praten, weet ik uit ervaring.
Hij rolt weer terug. ‘Ja, nu wel dus,’ zegt hij chagrijnig.
‘Ik denk dat ik een carrière wil. Niet maar gewoon een baantje.
Niet alleen maar archiefwerk en typen en mensen bellen om te zeggen dat andere mensen hen willen spreken.’
‘Mooi zo,’ zegt hij. ‘Slaap lekker.’
‘Hoe moet ik dat aanpakken? Als ik bij andere impresariaten ga solliciteren, zien ze mij natuurlijk als iemand die de eeuwige assistente is. Waarom zouden die mij in ’s hemelsnaam hun cliënten toevertrouwen?’
‘Lieve schat,’ zegt hij, ‘ik heb geen flauw idee. Praat er eens over met Melanie. Die kan je wel advies geven.’
‘Denk je dat ik me maar wat in mijn hoofd haal?’ vraag ik. ‘Moet ik gewoon mijn mond maar houden en doorgaan met wat ik doe?’
‘Absoluut niet,’ zegt Dan, die ineens klaarwakker is. ‘Je zou er geweldig goed in zijn, en als het is wat je wilt, dan moet je ervoor gaan. We moeten zien hoe dat praktisch te regelen valt. Misschien is er wel een school waar je een impresariaatsopleiding kunt volgen, of zo.’
Ik lach. ‘Met modules “het zwaar aanzetten van cv’s” en “onwijs slijmen”.’
‘Volgens mij ben je een natuurtalent,’ zegt hij. ‘Je bent bazig en je deelt graag de lakens uit. Ik zou je zo aannemen.’
We praten er nog even over door, en dan moet ik hem toch echt weer laten doorslapen. Zelf doe ik voorlopig geen oog dicht. Ik ben er zo vol van. Zenuwachtig en opgewonden tegelijk. Ik heb geen idee of ik er goed aan doe om met mezelf de boer op te gaan en mijn knusse werkkring achter me te laten, maar dan doe ik tenminste iets.
Ik neem de tijd om moed te verzamelen voor ik Melanie de volgende ochtend aanspreek. Ik ben bang dat het klinkt alsof ik ontslag neem, wat natuurlijk in zekere zin ook zo is, maar toch nog niet helemaal. Ik wil eerst eens voorzichtig om me heen kijken en zien wat mijn mogelijkheden zijn. Ik wil niet de huid verkopen voor ik de beer heb geschoten, want ik mag dan moed hebben gevat, maar zo dapper ben ik nou ook weer niet. Ik neem Kay in vertrouwen en ze omhelst me en zegt dat het een geweldig plan is, en ook al weet verder niemand het, zij weet dat ik een heel goeie agent zou zijn, want zij heeft me in actie gezien.