Verzoening!
Hoofdstuk 1
Vervuld van moordzuchtige gedachten liep Robby MacKay naar de afgesproken plek in Central Park. Het maanlicht schitterde prachtig op het rimpelloze meer en op de roeiboten die omgekeerd op de oever lagen, maar daar had hij geen oog voor. Hij keek om zich heen, omdat hij beducht was op een hinderlaag.
Met zijn partners bleef hij staan bij een trap die een donkere geul in voerde. Beneden bevond zich een tunnel waarin zich een Ontevredene schuilhield. Maar als het aan hem lag, zou die zo het loodje leggen.
Samen met Zoltan en Phineas liep hij de trap af, terwijl Angus MacKay en zijn vrouw Emma zich in een flits over de heuvel begaven om het andere uiteinde van de tunnel te bekijken.
“Ik had toch gezegd dat je alleen moest komen?” siste een stem met een Russisch accent vanuit de tunnel.
Phineas bleef staan en pakte naar zijn zwaard. “Je probeert me al maanden te vermoorden, Stan. Natuurlijk heb ik versterking meegenomen. Eén verkeerde beweging en ze maken stroganoff van je.”
Natuurlijk was het fijn dat Phineas hem als ‘versterking’ zag, maar momenteel voelde Robby zich eigenlijk nogal zwak. Gisteren waren het gips en het verband om zijn voeten en handen verwijderd, dus had hij vanavond gezegd dat hij weer klaar was voor de strijd. Maar dat was bluf geweest, en zelfs de trap af lopen was een hele opgave.
Hun andere collega, Zoltan Czakvar, was in een flits beneden en drukte zich tegen de bakstenen muur rechts van de tunnelingang.
De Rus had onder vier ogen willen afspreken met Phineas. Robby en de andere vamps dachten dat het een valstrik was, maar waar was die dan gezet? De Ontevredenen moesten toch weten dat Phineas niet alleen zou komen? Waren ze van plan hen aan te vallen in het park, of hoopten ze dat de vamps hun uitvalsbasis bij Romatech Industries zouden verlaten? Hoe dan ook moesten de vamps zich nu opsplitsen tussen de twee locaties.
Robby had mee gewild naar Central Park, omdat hij daar de meeste kans maakte om een Ontevredene te doden. Eén zou niet genoeg zijn, maar het was een begin. Zonder kleerscheuren kwam hij beneden en hij stelde zich links van de ingang op.
“Yo, Stan!” riep Phineas naar de Rus. “Wóón je tegenwoordig in die tunnel, of zo?” Hij trok zijn zwaard. “Kom eens naar buiten om mijn vriend hier gedag te zeggen.”
Langzaam kwam de Rus, gehuld in een zwarte cargobroek en dito vest, de tunnel uit. Zijn gezicht ging deels schuil onder zijn capuchon, maar zijn ijsblauwe ogen schitterden fel, terwijl hij nerveus om zich heen keek. Hij kromp ineen toen Zoltan zijn zwaard op zijn schouder richtte.
Daarna trok Robby zijn slagzwaard uit de schede op zijn rug. Hij moest het met twee handen vastpakken om te voorkomen dat het een deuk in zijn schedel zou slaan. Verdorie, had hij maar een lichter zwaard meegenomen. Langzaam liet hij het zakken, tot de punt op de grond rustte.
De Rus stak zijn handen op. “Ik ben hier niet om te vechten. Ik ben ongewapend.”
“En alleen.” Emma kwam de tunnel uit, sprintte de trap op en ging bij Phineas staan. “De tunnel is verlaten.”
Op dat moment kwam Angus tevoorschijn, die zijn slagzwaard in de schede op zijn rug liet glijden. Daarna fouilleerde hij de Rus, trok de capuchon van diens hoofd en keek hem indringend aan. “Stanislav Seroukhov. Wat voer je in je schild?”
Bij het zien van de blonde stekeltjes van de Rus verstijfde Robby. Dat haar had hij eerder gezien. Zijn pas genezen vingers spanden zich om het gevest van zijn zwaard. “Jij was erbij. In de grot.”
Stanislav draaide zich naar hem om en zette grote ogen op. “Jij?” Hij deinsde achteruit en botste tegen de onderste trede. “Leef jij nog?”
De herinneringen drongen zich weer aan Robby op. Beelden van zijn folteraars, met hun vrolijke gezichten. De stank van zijn brandende vlees. Het geluid van zijn brekende botten. “Vuile smeerlap.” Met beide handen hief hij zijn zwaard.
“Robby, niet doen!” riep Angus.
“Hij was erbij!” Robby haalde uit naar de Rus, die de trap op rende.
“Niet doen, zei ik.” Angus legde één hand op Robby’s borst, en met de andere duwde hij het zwaard omlaag.
Woedend keek Robby zijn betovergrootvader aan, die er slechts een paar jaar ouder uitzag dan hij. “Ik moet wraak nemen, en jij kunt me niet tegenhouden.”
“Dat was een bevel.”
Robby rukte zich los en keek de Rus aan. “Nu weet ik waar ik je kan vinden.”
“Ik wil geen problemen”, zei Stanislav, die dichter bij Phineas ging staan.
De jonge donkere vamp keek hem ongelovig aan. “Denk je dat ik je zal beschermen? Je hebt geprobeerd me te doden.”
“Dat moest van Jedrek…”, mompelde Stan. “Anders zou hij mij vermoorden. Maar nu is hij dood, en iedereen die van het bevel wist ook. Dus vind ik het niet nodig om je te doden.”