Clancy reed me terug naar mijn werk, terwijl ik kokend van woede op de achterbank zat. Ik kon klagen wat ik wilde, maar uiteindelijk was ik geen haar beter dan Stanton, want ik wist dat ik toch wel zou toegeven. Ik zou bezwijken en mijn moeder haar zin geven, omdat het mijn hart zou breken als ze nog meer zou lijden dan ze al deed. Ze was zo emotioneel en zo kwetsbaar, en ze hield zoveel van me dat ze er bijna aan onderdoor ging.
Ik was nog steeds chagrijnig toen ik bij het Crossfire aankwam. Terwijl Clancy wegreed, stond ik op het trottoir en keek rond op de drukke straat, op zoek naar een drogist voor chocolade, of een telefoonwinkel waar ik een nieuwe telefoon kon kopen.
Uiteindelijk liep ik een half blok om en kocht een stuk of vijf repen bij een Duane Reade-vestiging op de hoek, voordat ik terugliep naar het Crossfire. Ik was nauwelijks een uur weggeweest, maar ik ging het extra uur dat Mark me gegeven had niet gebruiken. Ik moest aan het werk om me af te leiden van mijn gestoorde familie.
Ik nam een lege lift omhoog, scheurde een reep open en beet er hard in. Ik was al een flink eind op weg mijn door mezelf opgelegde chocoladequotum te bereiken voordat ik bij de negentiende verdieping aankwam, toen de lift op de derde verdieping stopte. Ik was blij met de extra tijd die de stop me gaf om te genieten van de pure chocolade met karamel die op mijn tong smolt.
De deuren gingen open, en daar stond Gideon Cross met twee andere heren te praten.
Zoals gewoonlijk stokte mijn adem zodra ik hem zag, wat ervoor zorgde dat mijn irritatie nieuw leven in werd geblazen. Waarom had hij dat effect op me? Wanneer werd ik nou eindelijk eens immuun voor zijn aantrekkingskracht?
Hij keek opzij en toen hij me zag, krulden zijn lippen zich tot een trage glimlach die me bijna een hartstilstand bezorgde.
Geweldig. Dat heb ik weer. Ik was een soort uitdaging geworden.
Cross’ glimlach werd een frons. ‘We gaan hier later wel mee verder,’ mompelde hij tegen zijn metgezellen, zonder zijn blik van mij af te wenden.
Hij stapte in de lift en hield een hand op om hen ervan te weerhouden hem te volgen. Ze knipperden met hun ogen van verbazing, keken naar mij, toen naar Cross, en toen weer terug.
Ik stapte de lift uit. Ik had besloten dat het voor mijn geestelijke gezondheid veiliger was om een andere lift te nemen.
‘Niet zo snel, Eva.’ Cross greep me bij mijn elleboog en trok me terug. De deuren gingen dicht en de lift kwam soepel in beweging.
‘Wat doe je nou?’ snauwde ik. Na dat gedoe met Stanton was nog een dominante man die met me probeerde te sollen wel het laatste waar ik behoefte aan had.
Cross hield me vast bij mijn bovenarmen en keek me met die levendige blauwe ogen onderzoekend aan. ‘Hé, er gaat iets niet goed. Wat is er?’
De inmiddels vertrouwde elektriciteit tussen ons tweeën begon weer te vonken en ik had er nog veel meer last van door mijn slechte humeur. ‘U.’
‘Ik?’ Zijn duimen streken over mijn schouders. Hij liet me los, trok een sleutel uit zijn zak en stak hem in het paneel. Alle lampjes gingen uit, behalve degene voor de bovenste verdieping.
Hij was weer in het zwart, met een fijn grijs krijtstreepje dit keer. Het was een openbaring om hem eens van achteren te zien. Zijn schouders waren mooi breed zonder log te zijn, en accentueerden zijn slanke middel en lange benen. De zijdeachtige lokken haar die over zijn boord vielen, probeerden me te verleiden om ze vast te pakken en eraan te trekken. Hard. Ik wou dat hij net zo pissig werd als ik. Ik had zin om te vechten.
‘Ik ben nu niet voor u in de stemming, Mr. Cross.’
Hij keek naar de ouderwetse naald boven de deuren die de verdiepingen aanwees. ‘Ik kan je wel in de juiste stemming brengen.’
‘Geen interesse.’
Cross keek over zijn schouder naar me. Zijn overhemd en das waren hetzelfde fantastische azuurblauw als zijn ogen. Het effect was verbluffend. ‘Niet tegen me liegen, Eva. Nooit.’
‘Ik lieg niet. Wat maakt het uit of ik me tot u aangetrokken voel? Ik neem aan dat de meeste vrouwen dat wel zijn.’ Ik frommelde wat er van mijn reep over was weer in de verpakking en stopte hem terug in de plastic zak die in mijn handtasje zat. Ik had geen chocola nodig als ik dezelfde lucht inademde als Gideon Cross. ‘Ik heb alleen geen behoefte om er iets mee te doen.’
Toen draaide hij zich langzaam naar me om, en die zweem van een glimlach verzachtte zijn ondeugende mond. Zijn ongedwongenheid en onbekommerdheid joegen me nog verder op stang. ‘Aangetrokken is een te tam woord voor’ – hij gebaarde naar de ruimte tussen ons in – ‘dit.’