Hans Petter ging weer naar binnen. Het moeilijkste kwam nog.
‘Waar reed Kent Willy Nilsen je heen?’
Voor het eerst leek het Irene moeilijk te vallen om antwoord te geven. Haar stem was niet veel meer dan fluisterend toen ze antwoordde: ‘Naar een appartement in de Thorvald Meyersgate.’
Hans Petter draaide rustig de foto van Billy Krefting naar haar om. ‘Naar hem toe?’
Ze sloot haar ogen. ‘Ja.’
‘Kun je iets zeggen over wat er toen gebeurde?’
Ze deed haar ogen niet open toen ze antwoordde: ‘Hij kwam ons op straat tegemoet. Ik moest mee naar boven komen, naar zijn flat.’
‘Ging Nilsen mee naar boven?’
‘Nee. Hij reed gewoon door. Dus… dus ik ging mee naar boven. Ik weet nog dat ik me in de gang naar hem toe draaide en dat zijn arm naar me toe kwam, en daarna… weet ik pas weer dat ik aan dat bed vastgebonden was.’ Haar ogen waren nog steeds dicht. Hans Petter betwijfelde of ze ze weer open zou doen voordat ze klaar waren met het onderwerp ‘Billy Krefting’. Hoewel ze er waarschijnlijk nooit helemaal klaar mee zou zijn.
‘Wat wilde hij van je?’
‘Ik geloof dat hij opdracht had om me te vermoorden.’
‘Waarom denk je dat?’
‘Dat zei hij. Hij zei dat ik alleen maar nog leefde door zijn goedheid.’ Het laatste woord spuugde ze uit.
‘Kun je vertellen wat hij met je deed?’
Ze deed haar ogen weer open, nu bijna smekend. ‘Kan dat niet wachten?’
‘Dat kan. Maar het zou fijn zijn als je één enkele vraag daarover nu zou kunnen beantwoorden. Heeft hij je verkracht?’
Ze sloot haar ogen weer en draaide haar gezicht af. ‘Ja. Vaak.’
‘Dan moet ik het ziekenhuis opdracht geven een paar tests bij je te doen. Is dat goed?’
Ze knikte. Hans Petter voelde zich een klootzak.
‘Had je hem ooit al eens gesproken?’
‘Hij zat een keer met de andere twee in de auto van Enger naar huis. Hij zat naast me op de achterbank en hield zijn hand de hele weg op mijn bovenbeen.’
‘Dan nu echt de laatste vraag: heb je Krefting, Nilsen of Johansen ooit weleens gezien? Heb je ze weleens samen met anderen gezien die je kent, bijvoorbeeld?’
Het antwoord verraste hem zo dat hij onmiddellijk aan een sms’je aan Halvor begon.
Het telefoontje van Hans Petter had Halvor even het gevoel gegeven dat hij anders alleen in april had, als het zo warm werd dat er bij hem in Manglerud wilde beken langs de stoepranden stroomden. Het zou een waar genoegen zijn om Yngve Enger op te pakken. Vooral omdat het vrijdag was. Ze zouden de man vast pas maandag voor voorlopige hechtenis kunnen voorgeleiden, dus zouden ze hem het hele weekend in de verhoorkamer hebben. Met eventuele beschuldigingen dat de politie hem om tactische redenen op een vrijdag aanhield, kon hij goed leven. Vooral omdat die er niet waren.
Maar voordat hij zo ver ging om een hoofdredacteur in zijn eigen redactielokalen te arresteren, wist hij dat hij een diepgaand gesprek moest hebben met commissaris Andersen en officier van justitie Cecilie Kraby. Toen hij hen had gebeld om hen op de hoogte te brengen, had hij onmiddellijk een arrestatiebevel gekregen én een afspraak met allebei over twintig minuten. Terwijl hij in het politiebureau de trappen op liep, zag hij dat hij er al over drie minuten moest zijn.
Het gebrom in zijn broekzak vertelde hem dat er nog iets loos was. Hij pakte zijn telefoon en zag dat het een sms’je van Hans Petter was. De inhoud daarvan beviel hem veel minder dan het bericht over Enger. Hij bleef even op de trap staan, terwijl hij zich afvroeg wat ze met deze laatste informatie van Irene Wiltze moesten doen. Toen liep hij bijna met tegenzin naar Andersens kantoor.
De commissaris was niet bepaald hartelijk: ‘Ik meen me te herinneren dat jij een spoedvergadering had belegd. Dan is het niet best om vijf minuten te laat te komen.’
Halvor had een vermoeden waar die beschuldigende toon eigenlijk aan te wijten was. Andersen vond het bepaald geen prettig vooruitzicht dat hij de pers moest uitleggen waarom de grootste mediatycoon van Noorwegen het weekend in een cel op het politiebureau moest doorbrengen. Als de commissaris van plan was geweest om rechtstreeks van het bureau naar zijn zomerhuis in Larkollen te gaan, kon hij dat wel vergeten.
‘Het spijt me, maar er was weer een nieuwe ontwikkeling in de zaak. Ik weet dat vrijdag niet het beste moment is, maar ik heb meer mensen nodig. We moeten nog iemand arresteren. En we hebben bovendien een paar man nodig voor de follow-up in het weekend.’
‘Zou je bij het begin kunnen beginnen?’ vroeg Cecilie, doorgaans een van de charmantste en leukste vrouwen die hij kende. Nu was ze bloedserieus, zoals altijd wanneer de zaken erom gingen spannen.