Halvors hart sprong op terwijl hij wachtte op het vervolg. Dat kwam niet. In plaats daarvan keek Kirkebakken Kåre aan: ‘Maar ik wil dit eerst afgerond hebben. Misschien praat ik een andere keer over Lone.’
Kåre liet zich in de bezoekersstoel naast het bed vallen. Andere stoelen waren er niet in de kamer.
‘Je kunt levens redden als je nu praat,’ zei Halvor.
Voor het eerst zei Kirkebakken iets rechtstreeks tegen hem: ‘Ik denk dat ik wel wil praten, maar ik moet er even over nadenken. Laten we dit eerst afmaken.’ Hij knikte weer naar Kåre.
‘Oké. Bel me als je zover bent.’ Halvor legde een visitekaartje op het nachtkastje. ‘Ik kom in elk geval maandagochtend. Maar ik wil best eerder komen, desnoods midden in de nacht. Ik heb er genoeg van lijken op te rapen.’
Hans Petter herkende het kleine meisje meteen. Ze stond in de deuropening en zwaaide de kamer in met dezelfde beweging als waarmee ze haar moeder een paar dagen eerder had uitgezwaaid in de Tuengenallé. Zelfs en profil kon hij zien dat ze een beetje verlegen lachte. Eerst ging hij langzamer lopen, toen aarzelde hij en ten slotte stopte hij op een paar meter afstand.
Het meisje stopte niet met zwaaien. Pas toen hij achter zich een vrouwenstem hoorde roepen ‘Kom nou, Lise Marie!’, gebeurde er iets. Het meisje hield onmiddellijk op met zwaaien, liep de kamer in en verdween. Een paar tellen later was ze weer buiten, stopte en zwaaide opnieuw; toen begon ze de gang door te huppelen en te springen, naar hem toe. Ze wierp hem een korte, schuchtere blik toe. De blijdschap tintelde door haar hele lichaam, tot in haar ogen.
Hij had haar niet lichtvaardig verboden meer dan vijf minuten bij haar moeder te zijn na de hel van de afgelopen dagen, maar op dit moment was zijn werk voor zijn gevoel nog belangrijker. Hij liep door. Toen hij de deur om kwam, zag hij haar meteen. Irene Wiltze lag met haar gezicht afgewend, naar het raam, waar een enorme eik zijn best leek te doen om met zijn takken het ziekenhuisgebouw te bereiken. Als ze was opgestaan en het raam had opengedaan, had ze waarschijnlijk bij de eerste uitbottende noten kunnen komen.
Hij vond dat ze er verrassend gezond uitzag, zoals ze daar lag. Van het blauw uit het appartement van Krefting was niets meer over; nu was haar huid zomers bruin en gezond. Als die grote blauwe plek aan de linkerkant van haar gezicht er niet was geweest…
Hoewel hij het antwoord kende, vroeg hij: ‘Je dochter?’
Ze draaide zich om en keek hem aan. Weer viel Hans Petter het contrast op tussen haar bruine ogen en haar lichtblonde haar. Misschien blondeerde ze het? Maar hij zag geen spoor van iets donkerders bij de haarwortels.
‘Ja.’ Ze glimlachte zwakjes. ‘Waard om voor te leven.’
Hans Petter bleef even staan zonder iets te zeggen. Toen schraapte hij zijn keel en veranderde van onderwerp: ‘Je mag toch wel zeggen dat dit een snel herstel is.’
Nu bekeek ze hem nauwkeurig, alsof het voor het eerst was dat ze hem echt zag. Hij meende een kwetsbaarheid in haar gezicht waar te nemen die misschien een beetje haar rijkeluisarrogantie van hun vorige ontmoetingen moest compenseren.
‘Dankjewel,’ zei ze.
Hij begreep dat ze niet op zijn compliment doelde. Hij merkte dat zijn gezicht warm werd. Hij probeerde het met een knikje en voegde eraan toe: ‘Graag gedaan.’
Hij zag dat ze weer probeerde te glimlachen, maar dat het niet goed lukte. ‘Ja, ik hoop het.’
Er was zoveel wat hij haar wilde vragen. Of ze van plan was een ontwenningskuur te gaan doen. Hoe dat zat met haar dochter. Of haar moeder ervan had geweten. Over haar studie. Over… Maar hij zette het van zich af. Daarom was hij hier niet. Hij haalde de envelop die hij onder zijn arm had tevoorschijn en strooide de inhoud voorzichtig op het dekbed. De foto’s kwamen op hun kop terecht. Hij zette de mp3-speler op het nachtkastje.
‘Ben je er klaar voor?’
Ze knikte.
‘Helemaal.’
‘Eerst wil ik graag zeggen dat je kidnapper, of hoe we hem ook moeten noemen, nu goed opgeborgen zit in een cel op het politiebureau. Dat geldt ook voor twee mannen met wie hij heel nauw samenwerkte. Nou ja, voor wat het waard is.’ Hij schraapte zijn keel.
‘Het is heel veel waard.’
‘Ik begin met wat voor ons het belangrijkste is om onmiddellijk opgehelderd te krijgen. Als je het aankunt, wil ik graag terugkomen op wat je de afgelopen twee dagen hebt doorgemaakt. Vind je dat goed?’ Ze knikte, en Hans Petter pakte de eerste foto.
‘Wanneer heb je hem voor het laatst gezien?’
‘Maandagavond. Ik ben naar hem toegegaan nadat jij bij me was geweest.’
Hans Petter boog voorover naar de microfoon. ‘De getuige heeft Yngve Enger geïdentificeerd als de man die ze maandagavond heeft ontmoet.’ Toen draaide hij zich weer naar Irene Wiltze toe. ‘Vroeg hij of je wilde komen?’