‘Waar ben je?’
‘Onderweg naar Kirkebakken. Ik wilde wat van de stad zien, nu ik hier toch ben, dus ik ben lopend. Nu kom ik langs… even kijken… het heet hier St. Olavsplass.’
‘Kom je vanaf het Holbergsplass?’
‘Ja.’
Halvor grinnikte. ‘Dan ga je een tikkeltje de verkeerde kant op, Kåre. Blijf waar je bent, dan pik ik je over vijf minuten op en dan ga ik met je mee.’
‘Prima.’
Het schoot hem te binnen dat iemand moest weten van het komende mediacircus in verband met de controle op de boeken van Enger; waarschijnlijk moest het bericht helemaal naar de top van de politie – hoe eerder hoe liever. Hij zocht in zijn contacten naar Andersen.
Toen de ziekenwagen kwam, had hij haar net zover dat ze haar hoofd een beetje draaide. De mensen van de ambulance hadden de dosis Naloxone al klaar voordat ze binnenkwamen. Al een minuut nadat die was toegediend, begon Irene weer kleur in haar gezicht te krijgen.
Hans Petter riep het plaatsdelictteam op terwijl het ambulancepersoneel Irene op de brancard legde. Ze was nog steeds versuft, maar ongetwijfeld al een stuk beter. Hij deed de spuit die op het krukje lag in een zakje, verzegelde dat en plakte er een geeltje op waarin hij het plaatsdelictteam vroeg de inhoud met voorrang te onderzoeken.
Toen liep hij naar de ziekenwagen. De chauffeur stond op hem te wachten.
‘Omdat het niet duidelijk is welk letsel ze heeft, brengen we haar naar de Eerste Hulp,’ zei hij.
‘Ik ga mee,’ zei Hans Petter, en hij stapte via de achterdeuren in.
Hij ging op een bankje diep in de auto zitten. Om de een of andere reden voelde het heel natuurlijk om haar hand te pakken.
20
Oslo, vrijdag 7 augustus 2009
Halvor zat juist de beschermingsuitrusting weer aan te trekken toen Bastian belde om te zeggen dat de controle van de boekhouding over een halfuur zou beginnen. Er klonk een vreemde ondertoon in Bastians stem toen hij Halvor voorstelde Hans Petter even te bellen.
Tegen zijn gewoonte in liet de blonde brigadier het signaal vijf keer overgaan voordat hij opnam.
‘Nog nieuws, Hans Petter?’
‘Ja, dat mag je wel zeggen. Ik ben onderweg naar het Ullevål-ziekenhuis met Irene Wiltze.’
‘Godalle…!’ Halvor zweeg. Toen ging hij rustiger door. ‘Betekent dat dat ze nog leeft?’
‘Ja. Als we geluk hebben, is ze binnenkort ook te verhoren.’
Hans Petter vertelde wat hij vanmorgen had gedaan. Halvor voelde een intense tevredenheid door zijn lijf gaan, van zijn tenen omhoog. In de eerste plaats omdat ze een leven hadden gered, in de tweede plaats omdat hij het gevoel had dat Irene Wiltze een belangrijke bijdrage kon leveren. ‘We zijn – dat wil zeggen: jij bent – er duidelijk in geslaagd een moord te verhinderen, Hans Petter. Daar mag je trots op zijn.’
Hans Petter was nooit goed geweest in het aannemen van complimenten. Daarom werd het doodstil aan de andere kant van de lijn, en Halvor vervolgde: ‘Irene kan dankzij haar connectie met Yngve Enger heel wat interessante waarnemingen hebben gedaan.’
‘Beslist.’
‘Denk je dat ze wil praten?’
‘Ik weet het niet. Maar na wat ze nu heeft doorgemaakt zal haar motivatie wel maximaal zijn.’
‘Ja, dat zou je wel denken. Bel me naderhand. Hoe is het met Merete?’
‘Zij en een collega hebben Rudi Johansen en Billy Krefting aangehouden. Ze zitten al in een cel. Bastian is samen met Economische Delicten de controle van de boekhouding van Reality en MediaGevinst aan het voorbereiden.’
‘Dat laatste weet ik. Dat wordt een gigantisch mediacircus.’
‘Gegarandeerd.’
Toen ze ophingen, was Halvor zich pijnlijk bewust van de ene vraag die hij Hans Petter niet had gesteld. Op welke grond was de jonge brigadier het appartement van Krefting eigenlijk binnengegaan? Halvor wist heel goed waarom hij die vraag niet had gesteld.
Halvor liet Kåre eerst de ziekenkamer binnengaan. Daar lag Ole Jakob Kirkebakken. Hij glimlachte zijn hele zwarte tandenrij bloot voor de districtscommissaris uit Vega. Zijn glimlach verflauwde aanmerkelijk toen hij Halvor in het oog kreeg.
‘Lekker geslapen?’ vroeg Kåre.
Na een halve minuut werd de stilte drukkend. Halvor vreesde al dat de man weer in het zwijgen van hun vorige ontmoeting was vervallen. Maar uiteindelijk kwam er toch: ‘Waarom heb je hem meegenomen?’
‘Hij onderzoekt de ergste misdaden die er ooit in Noorwegen tegen verslaafden zijn begaan. Jij kunt misschien helpen om de verantwoordelijken achter slot en grendel te krijgen.’
Ole Jakob Kirkebakken ging achterover liggen en staarde naar het plafond. En toen naar de muur links van hem.
‘Ik hield van Lone,’ zei hij met afgewend gezicht.