Hij had meteen het gevoel dat hij moest opschieten en rende de trappen op. De eerste en tweede verdieping vlogen voorbij en toen was hij er opeens. Er waren twee deuren op deze verdieping, één zonder naambordje, de andere met. Op het bordje stond Iversen. Daar dus niet.
Op de naamloze deur zat maar één slot. Zou hij aanbellen? Ja. Na de krachtige galm gebeurde er niets. Nog steeds geen geluid binnen. Kon hij het slot kraken?
Het was het ouderwetse type TrioVing. Dat kon hij wel vergeten. Hij moest de deur dus intrappen. Dan zou het niet makkelijk zijn zijn sporen uit te wissen, om nog maar te zwijgen van de andere bewoners, die het lawaai zouden horen en misschien wel de politie zouden bellen… Een excuus? Ja, had hij binnen niet iemand horen roepen? Ook een politieman mocht toch weleens een gewaarwording hebben?
Hij deed tien stappen naar achteren. Toen nam hij een aanloop en stak op het goede moment zijn voet omhoog. Een hevig splintergeluid vertelde hem dat het gelukt was. Het slot was bijna opengebroken, maar hij had nog een trap nodig.
Toen was het gebeurd. Hij ging een klein, donker gangetje in. Hij keek eerst in een slaapkamer aan de rechterkant. Niets. Ook niet in de badkamer. Iets verderop waren de keuken en de kamer. Ook niets. Hij krabde zich op het hoofd. Had hij zijn carrière voor niets op het spel gezet?
Hij liep de keuken in, ging op een van de stoelen bij het tafeltje zitten en constateerde dat Billy Krefting niet de beste afwasser van de wereld was. Bestek en borden van dagen stonden slordig over het aanrecht verspreid.
Toen zag hij een deurtje naast het aanrecht, tegen de buitenmuur aan. Zoiets had hij eerder gezien. Veel oude appartementen hadden een extra kamertje naast de keuken, voor de dienstmeisjes van vroeger. Een keukenalkoof heette dat, meende hij zich te herinneren.
Hij stond op, liep er voorzichtig heen en legde zijn hand op de klink. Toen duwde hij de deur zachtjes open.
Billy Krefting en Rudi Johansen hadden een kwartier samen staan praten. Merete had de wachttijd gebruikt om haar collega bij SO, Petter Svendsen, te bellen.
‘Heb jij Johansen onder controle?’
‘Jazeker. Ik sta honderd meter van hem en Billy Krefting vandaan. Ze lijken iets belangrijks te bespreken te hebben.’
‘Heb jij trouwens iemand bij je?’
‘Ha, ha. Ik rij al sinds zes uur alleen.’
‘Oké. We houden contact.’
Toen ze oplegde, piepte er weer een sms’je binnen. Hans Petter weer. Wat had die zo vroeg nou toch te zeuren?
Dat begreep ze toen ze de inhoud zag. Ze belde Svendsen weer.
‘Ze worden toch opgepakt, op verdenking van moord. Misschien hebben ze iets in de gaten, dus ik neem niet het risico op een patrouille te wachten. Waar sta je?’
‘In de Grefsenvei, onder hen.’
‘Ben je in burger?’
‘Ja.’
‘Mooi. Dan doen we het zo.’ Merete mocht Svendsen al. Dat gevoel werd nog sterker toen hij maar twintig seconden nodig had om te begrijpen waar ze heen wilde.
Even later liep ze precies snel genoeg over het trottoir aan de linkerkant van de Grefsenvei. Ze zag Billy Krefting en Rudi Johansen al aan de rand van haar gezichtsveld, maar was er meer mee bezig te zien of Svendsen aan de andere kant van de straat in tegengestelde richting liep. Dat deed hij. Tot zover alles in orde.
Toen ze dichterbij kwam, zag ze dat Billy opkeek en haar even bekeek. Hij zag haar kennelijk niet als bedreiging en praatte verder met Rudi Johansen. Pas toen ze van richting veranderde en recht op hen af liep, trok ze weer hun aandacht. Het gesprek stokte en ze kreeg een ijzige blik van Billy.
‘Neem me niet kwalijk,’ zei ze onzeker. ‘Weten jullie de weg naar de Lofthusbane?’ Vanuit haar ooghoeken zag ze Svendsen de straat oversteken terwijl hij ongemerkt de handboeien in zijn handpalmen klaarlegde.
Johansen en Krefting waren volledig geconcentreerd op Merete, maar alleen Billy Krefting zei iets. Hij ging er blijkbaar van uit dat zijn lengte, zijn Harley-uiterlijk en zijn ijsblauwe ogen haar wel zouden afschrikken. Hij verroerde geen spier in zijn gezicht toen hij een hoofdbeweging maakte en antwoordde: ‘Wegwezen!’
Toen waren er twee dingen te horen: het klikken van de handboei die zich om de ene pols van Rudi Johansen sloot en de stem van Merete, die zei: ‘Politie. Willen jullie zo vriendelijk zijn met ons mee te gaan?’ en ze pakte haar eigen handboeien.
Dat was het zwakke punt van het plan, en het was te laat. Svendsen had Johansen in zijn macht, maar Krefting had zich al op zijn hielen omgedraaid en rende het groene recreatiegebied in.
‘Roep versterking op,’ riep Merete naar Svendsen terwijl ze de achtervolging inzette.
Het eerste wat hij zag, waren twee voeten die elk aan een kant van een smal bed waren vastgemaakt. Hij duwde de deur verder naar binnen en zag twee onderbenen. Die waren helemaal blauw en het kostte hem moeite zijn blik verder naar boven te laten glijden. Daarom concentreerde hij zich volledig op het lokaliseren van haar arm. Hij zag dat die was vastgebonden aan een van de poten van het bed aan de kant van de muur. Toen hij de kamer in liep, was zijn brein zo op de arm geconcentreerd dat hij nauwelijks merkte dat hij tegen een commode op botste. Toen hij bij haar was, legde hij zijn duim voorzichtig op haar hoofdslagader. Er was geen leven te voelen.