Dus waarom had hij zichzelf hier toestemming voor gegeven? Op grond van de groeiende verdenking dat Engers onmetelijke rijkdom was gefundeerd op heroïne, dezelfde drug die ooit zijn zus om het leven had gebracht? Of was het de combinatie daarvan en de aanval op Kristine, waarvan hij diep vanbinnen wist dat die op de een of andere manier verband hield met Enger?
Ze waren in zekere zin al gestraft. Als het afluisteren volgens de wet was gebeurd, hadden ze Yngve Enger uren geleden al kunnen oppakken en niet de omweg hoeven maken van de huiszoeking in het magazijn bij de Colosseum-bioscoop. Bovendien hadden ze dan geweten wie hij belde om zijn nood te klagen over de verdwijning van Irene Wiltze. Het ironische was dat met wat ze nu wisten, ze gegarandeerd toestemming hadden gekregen om Enger af te luisteren, maar die informatie konden ze daar dus juist niet voor gebruiken.
In zijn geest zag hij opeens het beeld van Enger terwijl die van de vloer opstond. Vandaag was Halvor voor het eerst in het zwarte gat gevallen, het gat waarvan hij al bang was dat hij erin zou vallen sinds hij twaalf was. Hij had het voor het eerst ontdekt in de tijd dat zijn vader hem voor het slapengaan voorlas uit de verzamelde werken van Kim Il Sung. Op een dag had hij er opeens genoeg van. Maar zelfs toen was hij niet in het gat gevallen; hij had alleen maar gemerkt dat het er was. Die avond had hij geschreeuwd; geschreeuwd tot hij van uitputting in slaap viel, en de volgende morgen was het gat uit het zicht verdwenen. Maar niet uit zijn geest. Sindsdien had hij altijd een heimelijke angst gehad dat hij erin zou vallen. Want wat lag daar op de bodem? Gekte, moord, een TIA, een beroerte, mishandeling van vrouw of kinderen?
Het begon altijd op dezelfde manier: met de grote ader in zijn linkerslaap die hard begon te bonzen. Als het te lang duurde voordat dat minder werd, voelde hij het zwarte gat dichterbij komen. Vandaag was dat dus gebeurd. Hij was gevallen. Het had geresulteerd in een paar seconden geheugenverlies, maar in zekere zin was de ervaring ook een opluchting. Hij was geen moordenaar geworden en hij voelde zich nog altijd min of meer normaal.
Of hij na zoiets echter nog geschikt was als politieman, was een heel andere vraag. Er moest verschil zijn tussen degenen die de wet braken en degenen die hem handhaafden. Veel mensen gaven een of ander ‘zwart gat’ de schuld als ze bij hem in de verhoorruimte zaten. Vandaag had hij zichzelf aan de andere kant van de tafel zien zitten. Was hij dan nog wel geschikt als wetshandhaver?
Terwijl hij begreep dat hij bij de kern van de vraag was, drong het opeens tot hem door waar hij was. In de Griffenfeldtsgate. Hij was net de Uelandsgate gepasseerd. Toevallig? Vast niet. De file voor hem leek hem niet erg aantrekkelijk, dus hij besloot een achterafweggetje te nemen. Hij sorteerde rechts voor en ging de Kierschowsgate in.
Vijftig meter van de afdeling waar hij moest zijn, vond hij een lege parkeerplaats. Op twee meter van de ingang kreeg hij de eerste regendruppel in zijn nek, slechts enkele seconden voor de eerste donderslag. Maar toen was hij al binnen en zag hij de eerste in het wit geklede patiënten met looprekken en op krukken rondschuifelen.
In de kamer sierde niet meer Kristines donkerblonde haardos het hoofdkussen, maar het grijze, dunne haar van een oudere man. Halvor excuseerde zich, draaide zich om en sprak de eerste de beste verpleegkundige die hij zag aan.
‘Kristine Holm? Nee, die is eerder vandaag uit het ziekenhuis ontslagen.’
Bij wijze van uitzondering liep het gesprek tussen Bastian en Hans Petter een beetje moeizaam terwijl ze naast elkaar zaten, op weg naar een magazijn in Majorstuen. Ook al waren ze uiterlijk elkaars complete tegenpool, Hans Petter had veel gevoel voor het sarcasme van zijn collega. Dat merkte Bastian, en hij was doorgaans blij als hij dat kwijt kon voor een dankbaar publiek.
Maar nu niet. Niet nu Hans Petter had gevraagd hoe ze dat magazijn hadden ontdekt. Eerst had Bastian gedaan alsof hij aan iets zat te denken wat van groot belang was voor het onderzoek en niet gestoord mocht worden. Toen de man in de bestuurdersstoel het niet opgaf en zijn vraag opnieuw stelde, had hij echter de halve minuut bedenktijd gehad die hij nodig had.
‘Halvor ging achter de baas van MediaGevinst aan.’
‘Aha,’ zei Hans Petter.
En daar was het opgehouden. De vragen en het gesprek. Bastian had weer gedaan alsof hij aan iets belangrijks dacht, terwijl Hans Petter misschien iets driftiger reed dan anders. Zo stonden de zaken ervoor toen ze bij de city self-storage parkeerden en naar binnen gingen.
De man achter de balie gaf er duidelijk blijk van dat het de eerste keer in zijn leven was dat hij twee politiemannen met een huiszoekingsbevel zag. Met wijd opengesperde ogen en zonder iets te zeggen griste hij een sleutelkaart uit een la en ging hun voor naar box nummer 12.
Die was bijna leeg. Een bureau van een of andere lichte houtsoort, twee kantoorstoelen en twee dozen waren alles wat er stond. Bastian maakte routineus de laden open en zag dat ze zo leeg waren als hij had verwacht. Ze onderzochten snel een van de twee stoelen, zonder dat iets erop duidde dat ze waren gebruikt om heroïne te verstoppen.