Voorlopig was hij nog helemaal niets van plan. Maar hij was blij dat de man geen alarm had geslagen bij zijn secretaresse. Tot nu toe waren er geen getuigen. Nog steeds was het het ene woord tegen het andere.
‘Nee, dat was ik niet van plan.’ Nog een beetje meer tijd…
Enger wilde het nummer gaan intoetsen.
Toen kwam het. Halvor schraapte zijn keel. Enger keek afwachtend op, met zijn vinger een paar centimeter boven de toetsen.
‘U weet misschien dat getuigenverhoren de neiging hebben uit te lekken naar de pers? Dat willen we bij de politie natuurlijk niet, maar… tja, het gebeurt.’
‘Nou, en?’
‘Ik bedoel: we hebben al een getuige die een vrouw verkleed als elfjarig meisje laat op de avond uw huis heeft zien binnengaan.’
‘Nou, en? Ze is toch waarachtig zoveel-en-twintig? Dan maakt het toch niet uit hoe oud ze líjken, verdomme?’ Enger richtte zijn aandacht weer op de telefoon.
‘Puur juridisch niet, meneer Enger. Maar hoe de pers zo’n getuigenverhoor weergeeft – als het dus uitlekt – is zelfs voor u toch vrij lastig te controleren, niet?’ Halvor meende een glimp van onzekerheid in de ogen van Enger te zien, maar dat duurde maar een fractie van een seconde. ‘Bovendien moeten we de dame zelf juist daarover natuurlijk een paar vragen gaan stellen als we haar vinden. Ongetwijfeld hebben veel mensen belangstelling voor wat ze daarop te zeggen heeft.’
Halvor zag dat Enger al krantenkoppen aan zijn geestesoog voorbij zag komen als mediatycoon dol op kinderen en hij wilde me verkleed als kind.
Halvor wachtte even en vervolgde toen: ‘Misschien vergis ik me, maar ik denk dat uw positie als nationaal opinieleider door zo’n verhaal kan worden geschaad. Het is zelfs mogelijk dat uw seksuele voorkeuren sommige van uw vele vrouwelijke lezers niet zullen bevallen.’
Enger legde de telefoon weer neer en staarde Halvor aan. ‘En hoe gaat u voorkomen dat het uitlekt?’ vroeg hij ten slotte.
‘Die dan leeft, die dan zorgt,’ zei Halvor. Toen draaide hij zich om en liep langzaam en ogenschijnlijk vol zelfvertrouwen naar de enorme dubbele deur om Engers kantoor te verlaten. Hij verwachtte dat Enger elk moment achter hem ‘Help, ik word aangevallen!’ zou gaan schreeuwen. Pas toen hij voorbij de deur de secretaresse toeknikte terwijl het binnen nog steeds stil was, durfde Halvor voorzichtig te herademen.
Op weg naar buiten vroeg Halvor zich af wat Bastian via hun uiterst ongebruikelijke afluisterapparatuur had meegekregen. Toen hij bij de hoofdingang rechtsaf ging, zag hij de auto vijftig meter verderop staan. Exact daar waar ze hadden afgesproken.
Toen hij instapte, begreep Halvor dat zijn ondergeschikte het wist. Bastian had een wat afwachtende uitdrukking op zijn gezicht, maar ook een vage grijns om zijn ene mondhoek. Die grijns zei: ‘Ik weet dat je iets verkeerd hebt gedaan, maar hij verdiende het goddomme.’ Wat die kennis – én de uiterst onwettige afluisteroperatie waar ze mee bezig waren – voor hun onderlinge relatie zou betekenen, stond nog te bezien. Als het in de praktijk al iets zou betekenen. Halvor voelde met zijn hele wezen dat hij zijn beroepskeuze heel binnenkort moest heroverwegen, nu hij vandaag een aantal ethische grenzen had overschreden. Als ze deze zaak eerst maar tot op de bodem hadden uitgezocht…
Maar Bastian zei niets. Daarvoor was hij te zeer bezig met luisteren naar wat er uit de luidspreker van de mobiele telefoon op het dashboard kwam.
‘Kom eens hier met die volgevreten reet van je,’ was het eerste wat ze de charmante Enger hoorden zeggen, waarschijnlijk in een telefoon. Twee tellen later hoorden ze een deur dichtslaan en een onmiskenbaar vrouwelijk ‘Ja?’
‘Ik heb op alle lijnen die ik ken geprobeerd Gloppen te pakken te krijgen, maar hij neemt niet op. Zorg dat je hem vindt en dat hij me op mijn mobiel belt. Onmiddellijk!’
Opnieuw hoorden ze een deur klappen en toen een zacht plofje. Bastian kon nog net ‘Gloppen van MediaGevinst’ fluisteren toen Engers stem weer naar binnen schalde.
‘Wat hebben jullie godverdomme met haar gedaan? Nou zit ik tot over mijn oren in de shit. Ze weten dat ik haar maandag nog heb gezien.’
Het was een paar tellen stil. Toen kwam Enger weer terug, iets inschikkelijker: ‘Gegarandeerd weg? Jaja, dat is waarschijnlijk beter dan het alternatief, nu de zaken er zo voor staan.’
Weer een korte pauze en toen: ‘Ja, ik begrijp het, maar nu moeten ze het doen zoals ík het wil. Ze hebben de chauffeur trouwens ook.’ Enger voegde er nog aan toe: ‘Dat wilden ze niet zeggen’ en toen nog: ‘Goed’, waarna ze het geluid hoorden van een telefoon die werd opgelegd.
Op hetzelfde moment werd er weer gebeld.