Op dit moment zit ik aan mijn bureau naar de foto van het Colosseum te kijken. Marianne heeft die witte jurk met dat koordje om haar middel aan, en staat in klassiek-Romeinse pose voor een afgebroken zuil. Ze houdt haar beide armen achter haar rug, zodat het lijkt alsof die bij de ellebogen afgehakt zijn, zoals van een beeld dat na een paar duizend jaar is opgegraven. Maar goed dat ík geen standbeeld hoefde na te doen: de katholieke kerk heeft in de loop der eeuwen de edele delen van vrijwel alle mannenbeelden uit de Romeinse tijd afgehaald! Hoewel – ik geloof toch niet dat Marianne zoveel inlevingsvermogen van me had gevraagd.
Ze ziet er warm uit, maar het was ook een ongekend warme zomer in Rome. Het lichte middagbriesje heeft drie haarlokjes voor haar gezicht geblazen, en ze ziet er op de foto ondeugend uit. Ze kijkt naar mij.
Dat het ons verder toch zó zou vergaan… Nu ja, we zien wel hoe het voelt als ik over drie dagen voor haar buig.
3
Oslo, vrijdag 31 juli 2009
Net toen Kristine, met al haar kleren nog aan, haar hoofd op het kussen legde en haar ogen dichtdeed, ging haar mobieltje. Ze haalde het uit haar broekzak om het gesprek weg te drukken, maar het was een nauwe zak en ze had al verbinding gemaakt toen ze de telefoon eruit kreeg. Gelaten hield ze hem tegen haar oor.
‘Ja?’
‘Kristine Holm?’
‘Ja.’
‘Ik denk dat ik iets interessants voor je heb.’
‘Hoe bedoel je? Wie ben je?’
‘Het maakt niet uit wie ik ben. Het punt is dat ik een hete tip voor je heb over die moord in Vinderen.’
‘Wat dan?’
‘Dat zeg ik niet over de telefoon. Ik wil er iets voor terug hebben. Kom om drie uur maar naar de Monoliet – en niemand anders meenemen! Ik weet hoe je eruitziet.’
‘De tip is veel beter als ik weet wie je bent.’
‘Zorg nou maar dat je er bent.’
Kristine keek op de klok. Kwart over elf. Dan kon ze nog drie uur slapen. Dat moest genoeg zijn. Onbekende bron en niet-geregistreerd nummer, maar dat was niet voor het eerst; en hij was heel eerlijk geweest en had gezegd dat hij er iets voor terug wilde. Een meer openbare plek dan de Monoliet was er ook nauwelijks, dus er was geen reden voor nervositeit.
Maar die stem had iets bekends…
Toen haar twee minuten later te binnen schoot waarvan, kon ze het slapen wel vergeten. Dus ze ging rechtop zitten en pakte de telefoon. Ze probeerde bijna een halfuur een nummer te bellen, maar gaf het toen op. Toen ze steeds maar naar de voicemail werd doorgeschakeld was het duidelijk dat Halvor zijn telefoon opzettelijk had uitgezet. Het was zijn goed recht om de laatste drie dagen van zijn vakantie met rust te worden gelaten. Zelf zou ze het nooit hebben aangedurfd haar telefoon uit te zetten. Dat verdomde plichtsbesef van vrouwen ook, dacht ze.
Er zat dus niets anders op dan Andersen te bellen zonder dat ze eerst Halvor om advies had gevraagd. Hoewel ze maar al te graag ooit een rechercheteam zou leiden, was het voor haar moeilijker om de commissaris te bellen dan voor Halvor, omdat die al chef was. Bovendien was Andersen een van de zeer weinigen bij de politie die haar het gevoel hadden gegeven dat haar vrouw-zijn een nadeel voor haar was. Toch had Kristine het idee dat ze de man langzamerhand wel van haar kwaliteiten had overtuigd en dat ze dus een goede kans maakte bij de volgende vacature voor een teamleider. En die zou er hoogstwaarschijnlijk komen voordat Andersen met pensioen ging. Niemand verwachtte dat Rasmussen weer volledig aan het werk zou gaan nadat hij een halfjaar met een burn-out thuis had gezeten.
Ze zuchtte en toetste zijn nummer in.
‘Andersen.’
‘Met Kristine Holm.’
‘Lig jij nog niet in bed?’
‘Nee. Ik kreeg net een telefoontje waardoor ik niet goed kan slapen. Het was een man die zei dat hij een hete tip had over de moord in Vinderen.’
‘Dat kan interessant zijn. We komen bij die zaak niet om in de aanwijzingen, en dat is nog zacht uitgedrukt. Maar waarom bel je mij? Je weet toch dat Berg die zaak leidt?’
Dat wist ze wel, maar nu kwam ze bij het lastige punt.
‘Het probleem is dat ik denk dat hij geen echte bron is. Hij wil dat ik vanmiddag om drie uur in mijn eentje naar het Frognerpark kom. Maar zijn stem… ja… die deed me sterk denken aan een van die drie van vannacht.’
Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn. Toen, aarzelend: ‘Weet je dat heel zeker? Hoor je door de angst van vannacht geen spookbeelden?’ Andersen grinnikte even om zijn eigen formulering en voegde er toen minzaam aan toe: ‘Ik weet wel dat jij je hoofd meestal koel houdt, Holm, maar het is toch heel normaal als je nog een beetje last hebt van zo’n ervaring.’
Kristine probeerde kalm te blijven. Zou hij die vraag ook aan een man hebben gesteld? Het zou echter niets uithalen als ze haar stem verhief.