Hij koos een raam uit dat zou kunnen kloppen met zijn herinnering aan de binnenkant. Om hoog genoeg te komen, moest hij op een richel klimmen. Die was echter zo smal dat hij ook zijn vingers onder de onderste vensterbank moest vastklampen. Eindelijk had hij grip en kon hij zich optrekken naar het raam, waar hij recht in de ogen keek van een panisch terugstarende vrouw, die alleen maar twee handdoeken om had: een om haar lichaam en een om haar hoofd. Hij had geen tijd om zich af te vragen wat ze dacht toen ze zijn mondkapje zag. Hij sprong weer op de grond en ging door naar het volgende raam. Dat was de wachtruimte en in de gang daarvoor zag hij een bordje waarop stond Isolatiepost.
Hij kwam in de buurt. Denk na! Eerst de wachtruimte, dan een kamer, dan de garderobe… en dan kamer 102. Daar was hij vrij zeker van. Waarschijnlijk dus het derde raam vanwaar hij nu stond. Hij liep nu voorzichtiger. Toen hij dicht genoeg bij de vensterbank was, zette hij een been op de richel. Toen hees hij zich dicht tegen de muur op. Langzaam, heel langzaam liet hij zijn lichaam opzij glijden, totdat zijn rechteroog eindelijk de kamer in kon kijken.
23 oktober
Dat ik twee opvouwbare ligstoelen heb gekocht, komt me af en toe voor als de slimste investering die ik heb gedaan voordat we hierheen gingen. Als het mooi weer is, nemen we ze mee naar buiten en gaan we in de zon zitten. ’s Avonds, als we de kachel aan hebben, zitten we erin te kletsen of te lezen. ’s Avonds laat, zoals nu, vind ik het geloof ik het fijnst. Dan ligt Jakob drie meter bij me vandaan te slapen – hij gaat altijd een paar uur eerder slapen dan ik – terwijl ik nadenk, lees, schrijf of gewoon naar hem kijk. Dan voel ik een veiligheid en een rust die ik niet meer heb ervaren sinds de dood van Marianne.
Vandaag was het helemaal een droomdag. De dag waarvan ik heel misschien hoopte dat hij zou komen, maar zonder dat ik het echt durfde te geloven. Dat betekent absoluut niet dat het een dag was waarop ik me perfect voelde – integendeel, zou ik haast zeggen. Hij heeft me waarachtig de huid vol gescholden, maar deze dag heeft me heel veel antwoorden gegeven en een intimiteit met Jakob die ik eigenlijk niet verdien.
En je weet hoe heerlijk het is om gevoelens onder woorden te kunnen brengen, gevoelens waarvan je weet dat ze er zijn, maar die je niet kon duiden. Waarom is dat gevoel daar? Wat kun je ermee doen en wat kan je ervan leren? Ik weet wel dat ik geen perfecte vader voor Jakob ben geweest, anders was het vast niet zo gegaan, maar wat heb ik nu eigenlijk verkeerd gedaan? Ik geloof dat ik wel mag zeggen dat ik meer tijd met hem heb doorgebracht dan de meeste andere vaders met hun kinderen, en andere volwassenen in mijn omgeving waren altijd erg onder de indruk van de aandacht die ik aan hem besteedde na het overlijden van Marianne. Dus waar gaat dit eigenlijk over, behalve dat hij zijn moeder heeft verloren? Wat had zij dat ik niet kon vervangen? Ik geef toe dat ik daar lang over heb nagedacht, vooral de afgelopen jaren, toen ik niets anders had om me het hoofd over te breken zodra ik thuis over de drempel stapte. Maar Jakob heeft het antwoord; hij kan dat gevoel van ontoereikendheid een naam geven.
Vanavond hebben we dus het uitvoerige gesprek gehad waar ik al die tijd naar uit heb gekeken en tegelijk ook tegenop zag. De aanleiding tot het gesprek was een vistochtje waarbij we samen onze grootste koolvis tot nu toe wisten op te halen. Ik heb geen weegschaal, maar hij woog vast meer dan tien kilo. Wild was hij ook, dus als Jakob en ik niet goed hadden samengewerkt, hadden we het niet voor mekaar gekregen. Hij bediende de hengel en haalde die perfect in, waarna ik de vis simpel aan de haak kon slaan.
Toen, daar, communiceerden we intens en goed. Namen we die teamgeest mee naar binnen en werd die door de vallende duisternis omsloten tot een intimiteit die we geen van beiden in jaren hadden gevoeld?
Hoe dan ook – ik heb ons gesprek in gedachten nog eens overgedaan. Ik zal proberen het volgens mij belangrijkste gedeelte zo nauwkeurig mogelijk weer te geven.
‘Was jij dat die op mama’s verjaardag in de bosjes zat, Jakob?’
Hij keek me verrast aan; hij dacht zeker dat ik hem niet had gezien. Het was even stil voordat het antwoord kwam: ‘Ja.’
‘Waarom kwam je niet tevoorschijn?’
‘Omdat ik van mama hou en jou haatte. Ik had geen zin om die twee gevoelens door mekaar te halen.’
Niet zonder vreugde stelde ik vast dat hij voor mij de verleden tijd gebruikte. Raar trouwens, hoe hij de tegenwoordige tijd gebruikte voor de dode en de verleden tijd voor de levende.
‘Maar ik kwam tevoorschijn toen jij weg was,’ vervolgde Jakob.
‘Waarom haatte je mij?’
Nieuwe denkpauze voor ons allebei. Dit was een mannengesprek, met lange pauzes, waarin elk woord kon bezinken, werd overdacht en zo mogelijk in perspectief gezet. Niemand zei iets voordat hij meende dat hij iets zinnigs te berde kon brengen.