Home>>read Verlossing free online

Verlossing(62)

By:Birger Baug


De hele dag brandt de vraag in me. ‘Waarom, Jakob? Waarom?’ Maar ik weet dat het te vroeg is om het te vragen. Hij is er nog niet klaar voor. En ik misschien ook niet. Eigenlijk.



16 september



We zijn in een ritme gekomen: staan rond acht uur op, warmen water op voor het wassen, ontbijten en gaan naar buiten (als het daar weer voor is). Om twaalf uur lunchen. Dan nemen we een soepje of we maken een blik ‘lapskaus’ open en rusten een uurtje. Daarna weer naar buiten en dan gaan we vissen, veenbessen plukken of het midden van het eiland onderzoeken. ’s Avonds steken we olielampen aan en lezen we. Jakob wordt dan vaak rusteloos, ook al heeft het een beetje geholpen dat ik de doos met strips heb gevonden. Hij houdt het meest van Modesty Blaise, maar welke jongeman is niet dol op haar geweest? Hopelijk begint hij aan iets zinvollers zodra hij zich wat beter kan concentreren. Ik heb ook geprobeerd een potje ‘Trivial Pursuit’ te spelen, maar het is een feit dat maatschappijkennis de afgelopen jaren niet Jakobs voornaamste aandachtspunt is geweest. Ik had het kunnen weten.

Gisteren waren we trouwens weg met de boot. Ik stond om zes uur meteen op, terwijl Jakob nog sliep als een kind (na de eerste nachten had ik nooit gedacht dat ik hem ooit weer rustig zou zien slapen), en ik liep het eiland half rond naar de kleine baai waar de boot verstopt ligt onder een stapel balken, planken, turf en hei. De laatste keer dat ik hier was, had ik twee dagen nodig om het zo te maken. Het is een soort natuurlijk boothuis geworden. Het is uiteraard zichtbaar vanaf de zee, maar wanneer ik er overheen loop, verbeeld ik me dat de welving in de heuvel zo klein is dat ik de enige ben die die kan zien.

Het baart me een beetje zorgen dat het eiland zo onberoerd is dat we bijna elke keer dat we ergens komen sporen nalaten. Dus ik moet ervoor zorgen dat ik steeds wanneer ik naar de boot ga een andere weg neem, anders zal het algauw een duidelijk pad zijn. Of misschien moet ik ervoor zorgen dat Jakob en ik een paar keer hier in de buurt wandelen, zodat hij me onbewust kan helpen alle patronen die zich vormen uit te wissen.

Het is trouwens heel onpraktisch om de roeispanen en de motor er allebei een flink stuk vandaan te hebben liggen. Daardoor moet ik veel heen en weer vliegen en veel sporen verbergen. Ik heb het gevoel dat ik op een gegeven moment een blunder zal begaan.

Hoe dan ook – toen ik Jakob om acht uur wakker maakte en vertelde dat de boot aan de steiger lag, glimlachte hij. Ik wist niet goed waarom, dus ik was blij dat ik had besloten de motor nog in het boothuis te laten liggen. We haalden de netten en slenterden naar de boot.

‘Moeten we roeien?’ vroeg hij, toen hij de riemen aan weerskanten uit de boot zag steken. Ik zocht in zijn gezicht, maar kon geen bijzondere tekenen van teleurstelling vinden.

Ik knikte. ‘Misschien moet ik beginnen, zodat jij eerst een lijn kunt uitleggen?’

‘Ik wil roeien,’ antwoordde hij, alsof er niet over te praten viel.

Mijn eerste gedachte was dat hij wilde roeien om mij met de riemen tegen mijn hoofd te slaan. Ik begin te begrijpen dat ook ik de komende tijd flink uitgetest zal worden. Vertrouwen werkt immers, zoals bekend, twee kanten op, dus ik knikte alleen maar en ging gehoorzaam achter in de boot zitten.

Pas toen Jakob meteen om het eiland heen begon te roeien, een tochtje van drie, vier kilometer, begreep ik dat ik een probleem had. Want hoe zou hij het boothuis vanaf de zee over het hoofd kunnen zien?

Ik werd gered door de gong. Toen we de noordpunt wilden ronden, kwam de wind die we al hadden voelen aankomen ineens als een razende buldog uit het westen en nam de besturing van de boot volledig over. We konden nog net omdraaien zonder om te slaan. Toen we de boot weer in bedwang hadden met de boeg in de richting van de steiger, werd er voor de zekerheid nog een keer flink aan de hengel getrokken. De twee minuten die ik nodig had om te begrijpen dat het de bodem was en geen enorme heilbot, waren dramatisch genoeg, maar uiteindelijk slaagden we erin min of meer heelhuids de steiger te bereiken. We waren weliswaar een vislijn kwijt, maar dáár heb ik er nou net genoeg van.

Eén ding is me wel duidelijk geworden: dat ik de opening aan het oog moet onttrekken, ook vanaf de zeezijde.





14





Oslo, woensdag 5 augustus 2009


Toen het sms’je zijn komst meldde, was Merete twee seconden eerder bij de telefoon dan Annelene Busch, die nog altijd wat sloom was na haar laatste interactie met zilverpapier en trechter. Het was het tweede bericht sinds Meretes wacht was begonnen. Het eerste was van de pleegouders van Annelenes dochter en bevatte alleen maar een bevestiging van hun afspraak, aanstaande zondag.

‘Ik ben altijd nuchter als ik haar zie. Altijd,’ zei Busch zonder dat Merete ernaar had gevraagd.

Dat vormde de aanleiding tot een gesprek over de vreugden van het hebben van kinderen – iets waarover Merete niet erg kon meepraten en waarvan ze ook niet had gedacht dat het haar zou interesseren. Maar daar vergiste ze zich in. In nuchtere toestand had Annelene Busch namelijk een verteltalent waardoor Merete er al na een paar minuten geen erg meer in had dat ze een beetje lispelde ten gevolge van de gezichtsverlamming.