Home>>read Verlossing free online

Verlossing(61)

By:Birger Baug


Hij overwoog even of hij Halvor zou vragen de auto via het netwerk te laten opsporen. Aan de andere kant had hij geen enkele reden om dat te doen – per slot van rekening ging het alleen maar om een man die een vrouw van A naar B had gebracht. Een trui met capuchon op de hoedenplank hebben liggen, kon je nou niet echt crimineel noemen.

Dus in plaats daarvan draaide hij de Slemsdalsvei weer in, stopte langs het trottoir en belde de centrale om hun het kenteken van de Toyota te geven. Ze hadden het antwoord binnen een paar seconden: een leasemaatschappij. Dat verbaasde hem niet. Meestal waren de namen van zulke bedrijven makkelijk te vinden, maar niet altijd. Hij kreeg het nummer van Nummerinformatie.

‘Coloco Leasing, kan ik u helpen?’ antwoordde een vrouwenstem.

Hans Petter legde uit wat hij wilde en verwachtte dat hij zou worden doorverbonden met de juiste afdeling. Maar de vrouw zei vrolijk: ‘Natuurlijk zoek ik dat even voor u op. Een ogenblikje, graag.’

Het ogenblikje verstreek en toen kwam ze terug: ‘Voor zover ik op het scherm kan zien, is het een bedrijf dat MediaGevinst AS heet.’

Hans Petter was inwendig dankbaar dat er nog mensen waren die respect voor de politie hadden, maar tegen de vrouw zei hij: ‘Dat wist u me erg snel te vertellen. Dank u wel!’ De vrouw lepelde haar afscheidsriedeltje op; ze was met haar gedachten alweer ergens anders.

MediaGevinst? Moest hij daarvan hebben gehoord? Er ging geen belletje bij hem rinkelen en hij bedacht dat hij twee dingen kon doen: ofwel naar het politiebureau gaan en dat bedrijf onderzoeken ofwel Irene Wiltze nog een keer opzoeken om te zien of hij haar deze keer meer kon ontlokken.





Toen hij onbewust de rem op het juiste moment intrapte voor de verkeersdrempel stelde Hans Petter vast dat hij zich thuis begon te voelen in de Tuengenallé. Terwijl de auto eroverheen wipte, kon hij vanuit haar ramen worden gezien. Maar hij was lijn 1 onderweg gepasseerd, of misschien was ze lopend gegaan, dus hij hield er geen rekening mee dat ze er al was. Nadat hij de villa en de daaropvolgende bocht voorbij was gereden, stopte hij en keerde hij de auto. Door een gat in het gebladerte van de seringen die over het hek hingen, kon hij recht op de oprit van nummer 36 kijken.

Het was heel stil in de tuin. Hans Petter ging maar weer eens in zijn autostoel zitten wachten en vermaakte zich met raden hoeveel minuten het zou duren voordat ze verscheen.

Toen er acht minuten waren verstreken begreep hij dat hij de weddenschap met zichzelf had verloren. Toen er vijftien voorbij waren, dacht hij dat ze vast onderweg nog een boodschap deed. Na drie kwartier begon hij te begrijpen dat hij naar huis moest gaan om te doen wat hij eigenlijk hoorde te doen: slapen.

Er was een heel uur verstreken toen Hans Petter het contactsleuteltje omdraaide. Toen had zich een vage bezorgdheid in zijn achterhoofd vastgezet. Er had per slot van rekening toch een zwart-grijze hoodie op die hoedenplank gelegen… Was het eigenlijk wel zo zeker dat Irene Wiltze definitief uit die auto was gestapt? Misschien ging ze alleen maar geld uit een automaat halen en was ze daarna weer ingestapt?

Voor de zekerheid liep hij naar het huis en belde hij aan bij de voordeur. Er deed niemand open. Toen liep hij om het hele huis heen en bonsde op de ramen zonder dat hij tekenen van leven ontdekte. Ze was dus niet ongezien langs hem heen geslopen.

Hij besloot een datum vast te stellen waarop ze naar het bureau moest komen om haar voorlopige verklaring in te vullen en zocht haar nummer op in zijn mobiel.

10 september



We werden wakker bij stralend weer, Jakob en ik, en we besloten het eiland te gaan onderzoeken. De thermometer die ik had meegenomen gaf zeventien graden aan, een indrukwekkend hoge temperatuur om negen uur ’s morgens op deze breedtegraad en in deze tijd van het jaar.

Ik zei niet tegen Jakob waarom, maar ik nam een emmertje mee, want ik had al zo’n vermoeden wat we zouden vinden. En inderdaad, zodra we de heuveltjes rondom de huizen naderden, werd het steeds meer geel en oranje om ons heen. Tussen rotsen en grasplekjes in stonden overal kleine groepjes veenbramen. Ik zei niets, boog me alleen maar voorover en begon te plukken. Na een tijdje deed Jakob dat ook. Elke keer dat hij een vuistvol in de emmer deed, sneed me dat door mijn ziel, want ik moest zijn onderarm dan wel zien. Tientallen, misschien wel honderden kleine en grote littekens vertelden hun duidelijke verhaal. Zouden ze ooit verdwijnen?

Het duurde een klein uurtje, toen was de emmer vol. We liepen terug langs wat al een paadje was geworden. Toen vermengden we de bessen met suiker, roerden het goed door en sneden dikke plakken van het brood dat ik gisteren had gemaakt. Het leek alsof Jakob een week niet had gegeten. En dat had hij ook haast niet, als ik erover nadenk. Vanmiddag kunnen we misschien vissen, maar dan… wat dan?