Home>>read Verlossing free online

Verlossing(54)

By:Birger Baug


Dan wuift hij me naar de keukenhoek aan de andere kant van de kamer. Ik loop er ruggelings heen, terwijl ik naar hem blijf kijken. Als hij tevreden is over de afstand, begint hij in de riem om zijn andere arm te snijden. Hij blijft me steeds aankijken en ik begin bang te worden voor wat hij met me zal doen als hij helemaal los is.

Daar kom ik gauw genoeg achter, want nu heeft hij de riemen over zijn borst, heupen en bovenbenen ook los. Hij zwaait zijn benen over de rand van het bed en staat op. Jakob is lang, bijna één meter negentig, en kan er angstaanjagend uitzien, zelfs zonder die kwaadaardige uitdrukking die hij op dit moment op zijn gezicht heeft.

Maar net als hij een stap naar voren wil zetten, nog steeds met het broodmes in zijn rechterhand, begint hij te wankelen. Plotseling rollen zijn ogen naar achteren en dan valt zijn lichaam er langzaam maar zeker achteraan. Met een klap smakt hij weer op het bed, helemaal buiten westen. Het mes valt uit zijn slappe hand op de grond. Voedselgebrek? Uitgedroogd? Een extreme bloeddrukdaling?

Maakt niet uit. Ik ontwaak uit mijn verdwazing en ren erheen. Voel zijn pols: die is zwak, maar zonder twijfel aanwezig. Ik begin de riemen weer vast te maken, gehaast, want ik weet niet hoe lang hij buiten bewustzijn blijft. Wat moet ik doen met de riem die hij kapot heeft gesneden? Er schiet me iets te binnen. Ik haast me naar de kast in de gang en pak een van de reserveriemen. Hij begint te bewegen, maakt mompelende geluiden. Ik ren naar het bed, weet de riem tussen het matras en het frame van het bed te persen, krijg hem eromheen en trek hem aan totdat zijn armen wit worden. Geen blijvende oplossing, maar op dit moment moet het genoeg zijn.

Hij begint met zijn ogen te knipperen. Mompelt iets. Ik buig me voorover en vraag hem het te herhalen.

Iets harder nu: ‘Droomde… dat ik los was…’

‘Wacht even, dan haal ik een beetje water voor je,’ zeg ik.



8 september



Het moment begint te naderen dat ik hem los kan maken. Nu zijn we zover dat hij vrijwel de hele tijd rustig is; hij is begonnen te eten en drinkt veel water. Ook praten we samen een beetje, al gaat het alleen maar over praktische dingen als eten en vertel ik hem op elk moment wat ik doe. Het brood is vandaag trouwens beter gelukt. Ik vond buiten een oud rooster (misschien van een barbecue) en vier bakstenen van de ingestorte hooischuur. Ik verpakte het rooster in aluminiumfolie en legde het op de vier stenen in de oven. Dat geeft alleen onderwarmte, maar het gaat wel, als ik de broden maar klein genoeg maak.

Dus ik denk dat we hier wel een tijdje kunnen blijven. We hebben fruit in blik, groente in blik, Vikingmelk, warm eten in blik en heel veel gedroogd voedsel, en de resten van de planken van de hooischuur kunnen de houtoven nog maanden aan de gang houden. Maar die wil ik alleen gebruiken als ik brood maak of als het erg koud is en de gasoven niet genoeg is. Ik heb liever niet dat mensen de rook zien en op bezoek komen. Dat zou Jakob maar op ideeën kunnen brengen.

Maar ik maak me een beetje zorgen hoe het huis zich zal houden als het echt koud wordt. Het heeft bepaald zijn beste tijd gehad; dat valt me steeds meer op naarmate ik hier beter de weg weet. Ik heb bijvoorbeeld in mijn slaapkamer een paar kringen ontdekt van wat plassen water moeten zijn geweest, dus het is duidelijk dat het dak lekt. Maar tot nu toe heeft het alleen maar gemiezerd.

Er zijn momenten dat ik me grenzeloos naïef voel, dat geef ik toe. Maar wat heb ik verder om voor te leven?



9 september



Ik heb hem uitgelegd hoe de zaken ervoor staan: we zitten dus op een verlaten eiland zonder mensen of grotere dieren en er komt hier niet zomaar iemand toevallig voorbij (ik heb nog geen zweem van een vissersboot gezien sinds we hier zijn). Bovendien is het minstens een halfuur met de 9-pk motor om bij de dichtstbijzijnde andere eilanden te komen, en die zijn ook onbewoond. De boot heb ik verstopt, maar als hij hem vindt, moet hij weten dat de riemen en de motor heel ergens anders liggen, op plaatsen waar hij ze zelfs in zijn droom niet zou gaan zoeken. Als hij zich goed gedraagt, kunnen we er misschien een keer mee gaan vissen, maar de eerste dagen zeker niet…

‘Je zult hier tot de zomer bij me zijn en als je dan naar de stad terug wilt en door wilt gaan met jezelf kapotmaken met heroïne, zal ik je niet tegenhouden. Dat beloof ik,’ zei ik.

Dat leek hem een beetje op te luchten, maar het duurde een paar tellen voordat hij iets zei.

‘En als er nou iets met je gebeurt? Een ongeluk of zo? Hoe moet ik dan thuiskomen?’

‘Tja. Daar zeg je wat. Dan moet je maar proberen rooksignalen te geven,’ zei ik hard.

Hij knikte. De duidelijke waanzin in zijn ogen was er niet meer, maar wat er verder nog in verscholen lag, had ik niet in mijn macht. Ik begon de riemen los te maken en besefte dat ik geen idee had wat er daarna zou gebeuren.