‘Kom, dan rij ik je naar de Eerste Hulp met die wond.’
Hij nam het bord mee toen ze opstonden en reikte het de ober aan, die weer achter de bar had plaatsgenomen. Toen de man zijn hand uitstak om het aan te pakken, verloor Halvor plotseling de controle over zijn rechterduim. Het bord gleed uit zijn hand en kwam op de onderarm van de ober terecht voordat het op de vloer aan diggelen viel. Halvor zag tomatensaus en dressing over de witte mouw van de ober sijpelen.
‘Oeps… sorry,’ zei Halvor.
Annelene Busch keek alsof ze diep nadacht, in het verhoorkamertje op de vijfde verdieping. Het probleem was dat dat het enige was wat ze deed. Er kwam geen woord over haar lippen, en zo was het al sinds ze haar van de bank omhoog hadden geholpen en naar de patrouillewagen hadden ondersteund.
Ze reageerde zelfs niet toen eerst Merete en daarna Hans Petter haar duidelijk maakte dat ze werd verdacht van moord met voorbedachten rade en dus een lange gevangenisstraf riskeerde. Het hielp ook niet of ze haar al uitlegden dat ze in voorlopige hechtenis zou worden genomen als ze niet van deze gelegenheid gebruikmaakte om een verklaring af te leggen.
Het enige voordeel van haar zwijgen was dat ze ook geen antwoord gaf toen ze vroegen of ze een advocaat wilde, dus dat hoefden ze voorlopig niet te regelen.
‘De vraag is hoe lang het duurt voordat ze begint te zweten,’ zei Hans Petter, en hij keek op de klok. ‘Als we aannemen dat ze de vorige dosis een halfuur voordat ze wakker werd rookte, is het nu drie uur geleden…’
‘… en dat betekent dat we het om zes, zeven uur vanavond nog een keer kunnen proberen,’ maakte Merete zijn zin af. ‘Dan zal het toch wel tot haar doorgedrongen zijn hoe ze zich binnenkort gaat voelen. In de tussentijd kunnen we haar hier wel laten zitten. Ik zal een kannetje water halen.’
12
Oslo, dinsdag 4 augustus 2009
‘Minstens twee moorden en een overval, oorlog op de heroïnemarkt, een bende idiote motorpetten en twee zwijgende getuigen, van wie een in de isolatie met multiresistente tuberculose. Ik heb weleens wat vrolijkers meegemaakt,’ zei Bastian.
‘Nu is de overval op Kristine niet onze zaak, puur formeel dan. Ik vind ook niet dat capuchondragers op twee verschillende plaatsen in de stad een eenduidig bewijs zijn dat die zaken samenhangen,’ zei Halvor. ‘Maar ik sluit niet uit dat er wel verband bestaat en ik wil graag dat je informatie uitwisselt met Asker/Bærum.’
‘Volgens de getuige die Kristines overvallers heeft gezien, waren hun truien grijs-zwartgestreept. Net als de hoodie van de man die is gezien op het binnenplein achter het huizenblok waar Lone Slevatn woonde,’ mompelde Bastian.
‘Ben ik me van bewust,’ zei Halvor rustig. ‘Hoe gaat het met Annelene Busch, Merete?’
Ze werden onderbroken doordat de telefoon van de inspecteur ging. Halvor praatte een paar minuten. Toen hing hij op en keek peinzend voor zich uit. Ten slotte zei hij: ‘Het begint tot me door te dringen wat voor enorm probleem we hebben.’ Hij wees op de telefoon: ‘Dat was het Forensisch Instituut, dat ons wilde laten weten dat ze de resultaten hebben van de bloedproeven van een overdosisdode van eind vorige week. Daaruit blijkt dat er een ongewoon hoge concentratie heroïne in zijn bloed zat.’
‘En wat is dan het probleem?’ vroeg Merete. ‘Dat wilden we toch juist bevestigd hebben?’
‘Het probleem is dat ze niet kunnen bewijzen dat het spul honderd procent zuiver was toen het in het lichaam kwam. Dat betekent in feite dat de bloedproeven niets waard zijn in een rechtszaal als we ze niet kunnen koppelen aan resten uit gebruikersspullen. En gebruikersspullen met heroïneresten zijn vrijwel altijd ruim voordat de ziekenwagen of wij bij een overdosis komen, door de beller verwijderd.’
Er ging Merete een licht op. ‘Dus je zegt dat we zonder getuigen en monsters van niet-geïnjecteerde heroïne niet kunnen bewijzen dat er überhaupt een moord is gepleegd?’
‘Precies,’ zei Halvor. ‘En het enige spul dat we getest hebben, is verkocht door de vrouw die een verdieping hierboven zit. Hebben jullie er iets op tegen als ik het eens probeer met Annelene Busch? Want het kan zijn dat ze een beetje aan het zweten is geraakt.’
Halvor bleef in de deuropening naar Busch staan kijken. Ze leek hem niet op te merken. Zelf bedacht hij dat hun probleem eigenlijk nog groter was dan ze een paar minuten eerder hadden gedacht. Want ook al zouden ze de mensen achter de overdosisepidemie vinden, dan waren ze nog afhankelijk van mensen die getuige waren geweest van de overhandiging en van het zetten van de spuit. En die getuigen bevonden zich zonder twijfel helemaal onder aan de sociale ladder.
Mensen zoals de vrouw die nu voor hem zat. Hij wist maar al te goed hoe weinig geloofwaardig zij zou zijn in een rechtszaal. Ze zou door de advocaat worden gekraakt in de getuigenbank, waar ze zou zitten zonder zelfvertrouwen en met een uiterlijk dat zelfs de duivel de stuipen op het lijf zou jagen. De vakrechters en de lekenrechters zouden even sympathie voor haar hebben, maar dan genoeg krijgen van haar gestotter en gestamel en van haar inconsequente uitspraken. En daarmee hadden ze verloren, zolang ze haar verhaal niet met technisch bewijs konden onderbouwen.