Nee, Kristine had niets gekund. Hij trok een grimas en nam gauw de dubbele espresso mee, ondanks de gevolgen daarvan voor zijn maag, en haastte zich naar zijn kantoor. Hij was ongewoon vroeg op zijn werk – aangezien er bij Geweldsdelicten maar één theedrinker was, wees alles erop dat hij de allereerste was, een gevoel waarvan hij hield, maar dat hij maar zelden ervoer.
Zijn postvakje zat bijna vol, omdat hij de vorige dag niet de moeite had genomen het te legen. Hij nam alleen de bovenste stukken mee. Op zijn bureau lag inderdaad een pakje. Daarmee had hij alle elementen die hij nodig had om de teamvergadering over bijna twee uur voor te bereiden.
Hij begon met het rapport van de plaats delict, ondertekend door Bjørn Gundersen. Dat was zoals verwacht degelijk, volledig en ongewoon schilderachtig van taal. De rapporten van de Bergenaar deden het in een rechtszaak niet altijd even goed, maar persoonlijk hield Halvor wel van formuleringen als ‘onder de centimeterdikke laag chips, chocoladewikkels en resten shag en andere rommel op het tapijt bevond zich een reeks vrij kleine bloedsporen. Deze zijn van oudere datum en wellicht een gevolg van eerder genoten festiviteiten. We hebben echter toch enkele monsters genomen.’ Als je niet wist dat Gundersens cynisme echt alle groepen mensen betrof – met uitzondering misschien van Bergenaren – zou je zomaar kunnen denken dat de man behept was met een serie vooroordelen die hem totaal ongeschikt maakte voor het politievak. Maar Halvor wist dat hij iedereen gelijk behandelde en liet zich dus zonder meer amuseren.
Wat de overige resultaten betrof, was er voorlopig weinig concreets te melden. Gundersen toonde zich er in zijn bloemrijke taal nogal wanhopig over dat de plaats delict zo vies was: je kon makkelijk relevante vondsten over het hoofd zien, terwijl oninteressante dingen zomaar bij het Forensisch en uiteindelijk op de rekening van de politie terechtkwamen. Er waren wel haren, huidschilfers en bloedresten veiliggesteld, maar de resultaten zouden nog even op zich laten wachten. Intussen hadden ze zich geconcentreerd op allerlei voet- en vingerafdrukken, en die zaten volgens de Bergenaar al op de juiste plaats in de databank. Het belangrijkste, het moordwapen, schitterde echter door afwezigheid.
Halvor legde Gundersen weg en nam de andere rapporten door. Bastian en Merete hadden niets anders te melden dan wat ze de vorige middag hadden gehoord. Dat wilde zeggen dat het er de schijn van had dat de toename van het aantal overdoses een gevolg was van bewuste vergiftiging. Daardoor werd het des te spannender wat de bloedproeven bij de vriend van de doodgestoken Lone Slevatn zouden opleveren. Dat resultaat zou hopelijk in de loop van de dag binnenkomen. Bovendien wachtten ze nog op de uitkomst van de analyse van het zakje poeder dat Slevatn had ingeleverd.
Hans Petter had drie rapporten geproduceerd: een van zijn ontmoeting met het slachtoffer Slevatn, een over wat hem en de anderen was overkomen op de plaats delict en een over Irene Wiltze, de getuige die de patrouille de dag ervoor de weg naar de plaats delict had gewezen. Het viel Halvor op hoe ijverig de brigadier was geweest. Hij was nooit te beroerd om iets te doen, dat niet, maar gisteren had hij hier tot na middernacht gezeten; dat kon hij zien aan het tijdstip op de prints. Hij vroeg zich even af hoe dat zou komen, maar hield het erop dat de gedachte aan wat er met Kristine was gebeurd de adrenaline wat extra had doen bruisen in de aderen van Hans Petter. Er zaten hoe dan ook heel wat punten in het materiaal waar ze op door konden gaan, en daar was Halvor blij mee.
De eerste verhoren van de buren waren niet bepaald een doorbraak te noemen. In de eerste plaats omdat veel bewoners de ervaring hadden dat het maar zelden de moeite loonde om met de politie te praten en in de tweede plaats omdat er maar heel weinig thuis waren. Het was duidelijk dat ze vandaag nog een ronde moesten doen, zonder uniform.
Ten slotte maakte Halvor open wat hij hoopte dat de grootste lekkernij was. Het pakje bevatte alleen een dvd; dat was alles. Hij liep naar de grote vergaderkamer, schoof de dvd in de player/recorder waar ze negen maanden over hadden moeten ruziën om hem te krijgen, en zette de tv aan. Het was nog steeds ruim voor acht uur.
Even later leunde hij achterover in zijn stoel en stelde tevreden vast dat hij de enige teamleider was die vergaderingen op zijn eigen kantoor kon houden. Dat vereiste weliswaar enige omzetting van het meubilair – zo moest de bezoekersbank in een hoek worden geschoven en de vergadertafel worden uitgeklapt – maar het ging.
Bovendien waren er die ochtend een paar wonderen geschied. Hij had bijvoorbeeld een halfuur eerder de IT-afdeling gebeld op het interne nummer. Het eerste wonder was dat er op dat nummer vóór kwart over negen überhaupt iemand de telefoon aannam; wonder nummer twee was dat de man die aannam een laptop beschikbaar had en ten slotte het grootste mirakel: dat apparaat had een dvd-speler. Toen Halvor van de schok bekomen was, vroeg hij of het apparaat bij hem gebracht kon worden. En het was ook een wonder – zij het iets kleiner – dat de IT-man bereid was dat persoonlijk te doen. De man had zelfs het snoer aangesloten en gecontroleerd of de dvd-speler het deed voordat hij weer naar beneden ging. Daardoor hoefden ze niet te wachten totdat de grote vergaderkamer na de ochtendbriefing vrij was.