Home>>read Verlossing free online

Verlossing(3)

By:Birger Baug


Ze lachten geen van beiden. Het lekkere gevoel van beneveling en nauwe vriendschap was er niet meer. Halvor wenste zijn maat welterusten en besloot pas de volgende dag weer te denken aan zijn weggegooide mobieltje.





Brigadier Kristine Holm begreep maar niet dat het eind juli zo donker kon zijn, slechts een maand nadat ze de langste dag van het jaar hadden gevierd. Maar de combinatie van middernacht, regenzwangere onweerswolken, dampend bos en reusachtige sparren maakte het Sognsvann – of dat waarvan ze in elk geval hoopte dat het nog steeds dat meer was – tot een duister inferno.

Ze struikelde verder over de enorme boomwortels die overigens duidelijk zichtbaar waren en probeerde het klotsende water links van zich te houden. Dat was haar enige referentiepunt. Als ze steeds ongeveer dezelfde afstand tot het water hield, zou ze vroeg of laat bij de steiger moeten komen. Daar zou ze de weg wel weer weten.

Het was al een tijdje geleden dat ze hen had gehoord. Toch durfde ze haar kleine Maglite-zaklamp niet aan te doen. In deze duisternis zou zelfs een opgloeiende sigaret van verre te zien zijn.

De boomstam was glibberig van ouderdom en te veel vocht. Kristine ging er toch op zitten en probeerde op adem te komen. Haar linnen schoenen waren kletsnat, en ze had het gevoel dat de doorweekte huid van haar voeten twee keer zoveel plaats in beslag nam als in de schoenwinkel.

Ze luisterde. Geen geluid, behalve het geklots van het water en een of andere uil in de verte. Ze pakte haar Maglite, maar zorgde ervoor dat ze hem op de grond richtte toen ze hem aandeed, en ze gebruikte haar andere hand om de dunne lichtstraal af te schermen.

Haar rechterenkel zag er niet fraai uit. De wond liep van vlak onder de bult waarvan ze na vele uren bij de gerechtsarts wist dat die ‘het voetwortelbeentje’ heette tot bijna aan de voetzool. De vlijmscherpe tak had een stuk huid losgescheurd. Het bloed was bijna helemaal rondom de voet in de witte stof van de schoen gedrongen en het leek nu wel of ze één vuilgrijze en één rode schoen aanhad.

Ze trok haar lichte zomerjack uit en wurmde zich uit het topje dat ze daaronder droeg. Ze scheurde het door tot aan de zomen en bond het zo goed mogelijk om haar voet, aan de buitenkant van de schoen. Ze had geen idee of het iets zou helpen. Voor het eerst werd ze bang dat ze door de pijn niet helemaal om het meer heen in de bewoonde wereld zou kunnen komen.

Toch was dat haar beste kans. Het alternatief was dat ze rustig bleef zitten wachten tot het lichter werd. Bij slechts 10 tot 12 graden vond ze dat geen prettig vooruitzicht.

Dus ze besloot te geloven dat haar achtervolgers het hadden opgegeven en ging weer op haar trillende benen staan. Ze zette het ene been voor het andere en strompelde langzaam verder. Een wortel die wat opstak uit de grond zou haar weer kunnen laten struikelen. Ze wist niet hoe vaak ze nog de kracht zou hebben om weer op te staan.

Hoe was ze hier eigenlijk terechtgekomen, in dit bos dat het begin van Nordmarka was, het uitgestrekte natuurgebied ten noorden van Oslo? Het was allemaal idioot begonnen. Ze schaamde zich diep en intens, zozeer zelfs dat ze even had overwogen om geen aangifte te doen wanneer ze terug was op het politiebureau. Als ze daar überhaupt ooit terugkwam. De kantoorkolos in het centrum van Oslo leek zo mogelijk nog verder weg dan haar mobiele telefoon in haar Corsa op de parkeerplaats.

Ze had die gedachte natuurlijk van zich afgezet. Haar eergevoel moest wijken voor de mogelijkheid om die drie idioten een lesje te leren. Maar ze verheugde zich niet op het afleggen van een verklaring.

Toen ze het geluid hoorde van iets wat vlak bij haar bewoog, bleef ze abrupt staan. Meteen gleed er iets met een vacht voorbij, zo dicht langs haar heen dat ze de haren tegen haar huid voelde. Was het een vos? Een das? Ze had gehoord dat dassen weleens mensen aanvielen en ze draaide zich snel om naar de richting waarin het dier was verdwenen. Ze deed voorzichtig een stapje naar achteren terwijl ze vertwijfeld probeerde iets te onderscheiden in het stikdonker.

Het gat in de grond was een complete verrassing. Het was niet diep, maar toch wel zo diep dat de uitgeputte Kristine achteroverviel. Laat het geen afgrond zijn, dacht ze. Maar in plaats van een lange val in het niets, landde ze boven op iets groots en zachts. Ze draaide zich om en merkte dat er iets bewoog onder haar arm.





2





Vega/Oslo, vrijdag 31 juli 2009


Halvor en Ole hadden allebei hoge verwachtingen van het Holmvatn. Dat zijn zoon vrijwillig om halfzes opstond om acht kilometer naar een meer te fietsen om daar op forel te vissen, vervulde Halvor met trots.

Hij was trouwens ook heel trots op zichzelf. Vooral omdat Birgitte hem de avond ervoor vierkant had uitgelachen toen hij verklaarde dat hij én Kåre op bezoek kon hebben én de volgende ochtend in alle vroegte kon gaan vissen. Dat hij nog leefde nadat hij zich vier uur eerder in zijn bed had laten vallen was al een prestatie op zich, ook al betekende het dat hij nu achter Ole aan wapperde. Hoe hij het ook probeerde, hij kon de jongen onmogelijk inhalen. Hij hoopte dat zijn lichaam zich tegen de tijd dat ze er waren, zou herinneren hoe het geacht werd te functioneren.