Home>>read Verlossing free online

Verlossing(28)

By:Birger Baug


Een uiterst vrouwelijke stem nam op met ‘hallo’. Hij zei wie hij was en vervolgde: ‘Fijn dat je je nummer hebt achtergelaten. Ik wilde net naar je op jacht gaan toen ik het mailtje van de receptie zag.’

‘Sorry dat ik wegging. Het werd me een beetje te veel.’

En je moest je dosis hebben zeker, dacht Hans Petter. Ze klonk nu anders, wat waarschijnlijk normaal was na een op z’n zachtst gezegd schokkende gebeurtenis, maar haar stem was op de een of andere manier… ronder, misschien. Versluierd?

Hoe dan ook, er waren een paar dingen die hij in dit gesprek niet moest vergeten: ‘Ik zou graag willen dat je je personalia zonder al te veel gedoe opgeeft. Die moeten we hebben als ik een getuigenverklaring van je moet opnemen.’

‘Ja, natuurlijk.’ Ze klonk verbaasd. ‘Irene Wiltze, Tuengenallé 36, 0374 Oslo.’ Midden in de chicste buurt van Oslo? Hans Petter was confuus en zocht naar de volgende vraag. Hij vroeg enigszins aarzelend: ‘Is dat je adres volgens het bevolkingsregister?’

‘Ja… waarom niet?’

Oké, hij speelde het spelletje nog even mee. ‘Ik zou graag zo snel mogelijk met je willen praten. Kan ik vanavond nog even langskomen?’

Zoals hij al dacht, werd het aan de andere kant van de lijn nu even stil. Maar opnieuw verraste ze hem: ‘Kom maar, hoor. Maar geef me even een halfuurtje.’

Hans Petter keek op zijn horloge. Vijf voor acht. ‘Goed. Dan ben ik om halfnegen bij je. Mag ik je geboortedatum?’

‘Twaalf-nul-vier-drieëntachtig,’ kwam er zonder aarzelen. En toen voegde ze eraan toe: ‘Maar ik sta niet in jullie systeem.’

Ze kwam inderdaad niet voor in het strafregister. Dit werd steeds raadselachtiger. Hij merkte ook dat hij zich meer verheugde op het getuigenverhoor dan hij strikt genomen hoorde te doen.





Toen hij aankwam, stond ze in de deuropening. De bril en de korte spijkerbroek waren verdwenen en de laatste was vervangen door een gebloemd zomerjurkje en een lichtblauw katoenen jasje. Haar lange, blonde haar was strak achterover getrokken in een paardenstaart, waardoor haar hoge jukbeenderen en – interessant genoeg – ook haar bruine ogen mooi uitkwamen. Zoals ze daar stond, met een zware eikenhouten deur aan de ene kant en een muur vol wilde wingerd aan de andere kant, zag ze er heel anders uit dan het meisje dat ze eerder die dag was geweest. In het licht van de zes buitenlampen langs de toegangstrap zag hij dat ze van de koele avondlucht kippenvel op haar bovenbenen had gekregen.

Ze maakte een gebaar om binnen te komen. Het viel hem op dat ze de deur niet alleen op slot deed, maar ook de veiligheidsketting aanbracht. Ze ging hem voor naar wat kennelijk de woonkamer was – het drong tot hem door dat hij er automatisch van uitging dat er ook een ‘mooie kamer’ was – en wees hem dat hij moest gaan zitten in een klassieke, donkerbruine leren stoel, die door het gebruik was gaan glimmen op een manier die duidde op hoogste kwaliteit. Zelf nam ze plaats op de leren bank tegenover hem, en ze wees op een groene fles en twee kristallen glazen op een zilveren dienblad op de tafel tussen hen in.

‘Wil je…?’

Wat bood ze hem aan? Alcohol was uitgesloten zolang hij nog aan het werk was. Het etiket was half van hem afgedraaid en hij kon alleen een S en een P zien.

‘Ja, graag.’

Ze maakte geen aanstalten om hem in te schenken, dus hij boog zich voorover en draaide de dop van de fles. Nu kon hij zien dat er achter de P ‘ellegrino’ kwam, en hij rook nog geen geur van alcohol. Hij wist niet zeker of ze wilde dat hij haar ook inschonk, maar er stonden toch twee glazen…? Moest hij haar glas in zijn hand pakken en schuin houden bij het inschenken of kon hij het tijdens het schenken op het zilveren dienblad laten staan?

Hij vertrouwde er niet op dat zijn vingers schoon genoeg waren, dus hij koos voor het laatste. De flessenhals rinkelde zo hard tegen het kristal dat hij zich licht voelde blozen. Hij concentreerde zich dus hevig op de kleine belletjes die in het glas parelden terwijl hij inschonk, en haalde opgelucht adem. Het moest mineraalwater zijn. Hij vulde zijn eigen glas, hief het en nam een flinke slok. Lekker. Beter dan Farris, het Noorse merk.

‘Dank je,’ zei ze.

‘Mag ik vragen wat je doet?’ vroeg hij.

‘Ik studeer. Aan de universiteit.’

‘Aha.’ Hij nam nog een flinke slok. Het koolzuur maakte hem vrolijk. Dan moest het… sociologie zijn; zo heette dat toch? Ze bestudeerde de drugsscene rond Oslo Centraal, dat moest wel! De dingen vielen op hun plaats en hij werd nog vrolijker.

‘Dus je schrijft een soort werkstuk over de drugsscene rond Oslo Centraal, zeker?’

Ze gaf geen antwoord, maar vroeg: ‘Wat wil je weten over Lone?’