‘Hans Petter Haneborg.’
Ze keek wat onzeker naar hem op en nam zijn hand toen aan.
‘Irene.’
Er volgde geen achternaam en het werd weer stil. Ze draaiden van de Vogtsgate de Torshovgate in, en vervolgens linksaf de Per Kvibergsgate in. Ze stopten voor een huizenblok waarvan hij uit zijn tijd als geüniformeerd agent wist dat er zich nogal wat gemeentelijke sociale woningen in bevonden.
De binnenplaats was overwoekerd door onkruid en lag bezaaid met halfvolle, bijna door de regen vergane kartonnen dozen en een kapotte vlaggenmast. De gemeente stond er niet om bekend dat ze haar verantwoordelijkheid als huisbaas al te serieus nam. Zijn oog viel op iets glanzends tussen twee klinkers in de omranding van een bloemperkje dat nog niet volledig door de paardenbloemen was overgenomen. Een spuitnaald. De hele binnenplaats was stereotiep voor de reportages die van tijd tot tijd in de kranten stonden over de omgeving waarin de stadsjeugd van tegenwoordig opgroeide.
Irene wist waar ze moest zijn en duwde een deur open waar een K op stond. De stank van urine en vuilnis kwam hen tegemoet. Ze deed alsof ze het niet merkte en liep de trap op. Hans Petter dwong zichzelf zich te concentreren op wat hij moest doen en niet op wat daar twee passen voor hem deinde. Zijn collega kwam vlak achter hem aan. Het kraakte in diens politieradio.
Op de eerste verdieping stopte ze, en ze wees: ‘Daar.’ Er stond niets op de deur, die om de een of andere reden van mooi nieuw berkenfineer was. Een of ander project met brandwerende deuren in gemeentelijke gebouwen zeker, dacht Hans Petter: het kan niet verdommen hoe de rest eruitziet, als er maar brandwerende deuren zijn!
Hij wuifde Irene opzij en bonsde op de deur. Geen reactie. Hij probeerde de deurklink en de deur ging open op zijn nieuwe, geluidloze hengsels. ‘Hallo?’ Het was nog steeds stil. Hij draaide zich om en wenkte de anderen om mee te komen.
‘Het lijkt leeg,’ constateerde hij.
Toen – zonder waarschuwing vooraf – stormde de duivel zelf op hen af.
4 augustus
Het was vol op de Plaat, maar Jakob was er niet. Ik wist trouwens niet dat het zo moeilijk was om heroïne te kopen. Ik kwam niet verder dan dat me methadon werd aangeboden, maar dat lijkt me geen goed lokmiddel. Uiteindelijk vond ik een man die bereid was mijn mobiele nummer te noteren. Hij zag er niet zo afgeleefd uit als de anderen. Als ik pech heb, was het een politieman in burger.
5 augustus
Vandaag kreeg ik een telefoontje vanaf een onbekend nummer, met de mededeling dat ik vier kwartjes kon kopen, dus één gram. Dat komt, voor zover ik weet, overeen met ongeveer acht gebruiksdoses. Ik vroeg hem me weer te bellen als hij vier keer die hoeveelheid had.
6 augustus
Vandaag kwam het telefoontje dat hij drie gram kon regelen – als ik onmiddellijk kwam. We spraken af op Oslo Centraal. De prijs? 4000 kronen. Ik word vast bedonderd, maar dat is van ondergeschikt belang. We ontmoetten elkaar op bankje nummer twee voor McDonald’s. Het was niet de man die mijn nummer had opgeschreven op de Plaat. Deze was wel afgeleefd, had twee grote gaten in een jack dat ooit lichtgroen was geweest, en vroeg meteen om zijn geld. Ik gaf hem de envelop en verwachtte eigenlijk dat hij zou wegrennen zonder me iets terug te geven. Maar hij fluisterde me in mijn oor dat ik maar eens moest kijken achter het blad ‘Auto’ in de Narvesen-kiosk. Toen liep hij weg. Achter de vier, vijf bladen vond ik een wit envelopje met een klein, glimmend zakje met wit poeder.
Het lokaas heb ik nu in elk geval.
7 augustus
Vandaag was ik weer op de Plaat. Ze beginnen daar nu aan me gewend te raken. Uiteindelijk vond ik een dame in een parka die beweerde dat ze Jakob kende. De dames hebben altijd al oog gehad voor mijn zoon. Ik vroeg haar aan hem door te geven dat ik iets had wat Jakob wilde hebben. Hij hoefde alleen maar mijn mobiele nummer te bellen. Het nummer staat nog geregistreerd op mijn werk, dus het leek me niet zo gevaarlijk om het haar te geven.
Ik merk dat ik nu in spanning zit.
10 augustus
Vandaag belde er iemand vanaf een onbekend nummer naar mijn mobiel. Toen ik opnam met mijn voornaam, was het lang stil. De beller legde pas op toen ik zei: ‘Jakob?’ De vraag is of hij nog een keer belt.
De telefoon gaat!
Het enige wat hij zei, was: ‘Wat heb je dat ik wil hebben?’ Zijn stem droop werkelijk van het wantrouwen. Toen ik antwoordde: ‘Drie gram heroïne’, hing hij weer op. Nu is het na middernacht en hij heeft nog niet weer gebeld. Kan ik me zo hebben vergist?
7
Vega/Oslo, maandag 3 augustus 2009
Districtspolitiecommissaris Kåre Olsen naderde Kavlingen na bijna drie uur slalomvaren tussen de ontelbare groene eilanden van de gemeente Vega. Skogsholmen, waar de oude internaatschool voor de kinderen van de eilandbewoners was omgevormd tot uitspanning, was hij allang voorbij. In 2009 hadden de meeste huizen op de eilanden gemeen dat ze verlaten waren of desnoods omgebouwd tot slecht bezochte zomerhuizen. Hoe dichter hij bij open zee kwam, hoe verlatener en vervallener de steeds spaarzamere huizen waren. Hij begreep wel dat de mensen er niet meer tegen konden hele winters in eenzaamheid, wind en kou door te brengen, maar dat er hier ’s zomers niet meer mensen kwamen, begreep hij absoluut niet. Dichter bij het paradijs kon je waarschijnlijk nauwelijks komen.