Home>>read Verlossing free online

Verlossing(2)

By:Birger Baug


‘Hoe kan iemand daar zo lang liggen zonder ontdekt te worden?’

‘Dat is niet zo gek. De laatste bewoners hebben Kavlingen al meer dan dertig jaar geleden verlaten. Niemand zag er brood in om daar een zomerhuis aan te houden, omdat het eiland te ver in de open zee ligt voor het gewone bootjesvolk. En vanwege de vele onderwaterklippen gaan de vissers meestal liever ergens anders heen. Als Willy die diesellekkage niet had gehad, had het geraamte daar nog steeds gelegen.’

‘Maar wat deed dat lijk daar in vredesnaam?’

‘Het woonde daar.’

‘Woonde daar?’

‘Ja. Toen we het laatste huis doorzochten, ontdekten we dat er niet veel jaren daarvoor iemand moest hebben gewoond, ook al was het haast ingestort. We vonden stapels geopende en ongeopende blikjes en een stuk of twintig vuilniszakken tegen de achterwand.’

Halvor wilde net iets terugzeggen toen het gerinkel van een telefoon de stilte doorbrak. Hij had totaal niet in de gaten dat het hem aanging. Pas toen Kåre op de telefoon wees en naar hem keek vanaf de andere kant van de tafel, leek zijn brein te reageren.

Langzaam en methodisch manoeuvreerde Halvor zichzelf rechtop in zijn stoel, hij stak zijn hand uit en greep de telefoon vlak voordat die over de rand van de ruwhouten tafel trilde. Hij had de afgelopen dagen al ontelbare vluchtende zee-egeltjes gevangen, dus zelfs de dichte alcoholmist kon niet voorkomen dat hij zijn hand precies op de goede plek hield.

Dat hij de naam van commissaris Fridtjof Andersen op het display zag oplichten, ontnuchterde inspecteur Heming een klein beetje. Maar dan ook maar een heel klein beetje.

‘Heming.’

‘Hallo. Met Andersen. Wat ben je aan het doen?’

Een geprikkeld geborrel drong van diep uit zijn buik zijn mond binnen. Halvor probeerde het gevoel te onderdrukken, maar het geborrel kwam ergens op zijn stembanden terecht. Daardoor trilde zijn stem een beetje toen hij antwoordde: ‘Ik zit hier met een pilsje op de steiger uit te kijken over een rimpelloze, goudgele zee, terwijl de schapenbellen in de verte rinkelen. Zou je ook eens moeten doen, Andersen.’

‘In een ander leven. Het spijt me dat ik je stoor in je vakantie, maar je weet dat ik niet zou bellen als het niet belangrijk was, Halvor.’

Het gebruik van zijn voornaam ontging Halvor niet. Dat beloofde niet veel goeds.

‘En dat is?’

‘Het ziet ernaar uit dat we onze derde grote zaak in één week tijd te pakken hebben. En omdat de halve afdeling op vakantie is, kunnen we nog niet de helft doen van de dingen die we zouden moeten doen. Je moet over vier dagen weer terug zijn, Halvor, maar zou je misschien morgen al kunnen komen? Ik weet toevallig dat er om tien voor halfdrie een vliegtuig uit Brønnøysund vertrekt. Zelfs met een tussenlanding in Trondheim zou je hier tegen zevenen kunnen zijn.’

Weer zag Halvor het gordijn wapperen in de kamer waar Birgitte en hun drie kinderen zich bevonden. Maar deze keer hoorde hij geen stem.

‘Het spijt me. Geen sprake van. Ik heb maar twee weken achter elkaar vakantie met mijn gezin, en die ben ik niet van plan te verpesten. We gaan zondag naar huis en ik ben maandagochtend op mijn werk. Punt uit.’

‘Halvor, je weet dat ik dit niet had gevraagd als ik andere mogelijkheden had gehad. Ik had alleen jou en Kristine nog op mijn lijstje staan, en ik probeer haar al de hele avond te bereiken. Ze neemt domweg niet op.’

Wat een uitstekende strategie van Kristine. Halvor merkte dat hij weer wat respect kreeg voor de onofficiële plaatsvervanger van zijn rechercheteam. Maar Kristine was single. Voor haar zou het toch makkelijker moeten zijn dan voor hem.

‘Sorry, Andersen. Het antwoord is nee.’ Hij drukte op het rode knopje. Zoals verwacht ging de telefoon een paar seconden later weer. Een geweldige woede maakte zich meester van Halvor, en de waarschuwingsader in zijn slaap trilde. Hij rukte de telefoon naar zich toe, drukte op het knopje en brulde, zonder de moeite te nemen het apparaat tegen zijn oor te houden: ‘NEE, VERDOMME!’

Toen ging hij op zijn wankele benen staan, zwaaide de arm met zijn mobiele telefoon naar achteren en gooide. Het plopje in het water deed denken aan een springend stekelbaarsje van vijftig gram. Halvor hoopte dat Andersen het geluid kon horen.

Hij liet zich terugvallen in de gammele houten stoel die de sporen droeg van vele jaren strijd tegen de onbedwingbare elementen van de zee en draaide zich om naar zijn vriend. Het was gedaan met de goede stemming. Kåre Olsen merkte het ook. Hij maakte het laatste flesje leeg, stond op en wankelde om het vissershuisje heen naar zijn fiets, die tegen de achtermuur stond. Halvor liep met hem mee.

‘Zorg dat je niet wordt gepakt voor fietsen onder invloed.’

‘Dat zou dan de grootste zaak hier op Vega zijn,’ zei Kåre.