Het reepje zon dat door het raam van Vognmand Nilsen viel, verdween plotseling en het geluid van zware stappen kwam dichterbij. Toen twee voeten zijn gezichtsveld binnenkwamen, hief hij langzaam zijn hoofd en hij had het gevoel dat hij daar een eeuwigheid mee door moest gaan. Helemaal bovenaan, bijna bij het plafond, zat het hoofd van Kenneth Garvang. Dat bekeek hem met een brede glimlach, en Halvor moest een brok uit zijn keel wegslikken.
‘Brothers in arms,’ zei de zojuist gearriveerde, en hij stak zijn hand uit.
Halvor nam hem aan en maakte een uitnodigend gebaar naar de stoel. ‘Pilsje?’
‘Zeker weten.’
De ober had alleen maar oog voor de tafel waaraan de reus zat, en Halvor kreeg onmiddellijk respons toen hij twee vingers opstak.
‘Hoe lang ben je al uit het ziekenhuis?’
‘Ruim een week, maar ik moet nog terug voor een paar laserbehandelingen.’
Halvor zag de contouren van twee flinke, V-vormige lijnen onder de enorme pleister die het grootste deel van Garvangs linkerwang besloeg. ‘Vanwege de littekens?’
Garvang knikte. ‘Het is heel ironisch, maar ik heb het in feite aan mijn ziekte te danken dat ik nog leef. Gigantisme en acromegalie leiden tot verdikking van allerlei botten, onder andere van het kaakbeen. De kogel kon er gewoon niet doorheen. Hij ketste af en verdween in de muur achter me.’ Hij kuchte. ‘Is Vivian in het verhoor al gaan praten?’
‘Nee, ze is zo gesloten als een oester. Maar dat maakt niet veel uit; het zou het alleen makkelijker hebben gemaakt om Enger te pakken. Ze heeft haar rol zo glashelder ingesproken op haar eigen voicemail dat geen advocaat ter wereld haar kan redden.’
Even keek hij uit het smerige raam van het restaurant. Was dat niet… Hans Petter? Jawel, daar liep de brigadier nét iets te dicht naast de belangrijkste getuige die ze hadden. Halvor zuchtte toen Irene Wiltze haar blonde haar achterover gooide en lachte. Hij moest het er de volgende dag met Hans Petter over hebben. Met zulke dingen moest die jongen wachten tot na de rechtszaak. Dat zijn baas de regels een keer had overtreden, betekende niet dat een ander dat ook zomaar mocht doen. Je kunt van andermans fouten leren, dacht hij.
Garvangs stem trok hem terug naar de goede kant van de ruit. ‘Fijn om te horen. Ik heb trouwens ook nog een kleine bijdrage, maar dat weet je waarschijnlijk al?’
‘Jazeker, ik heb je verklaring tegenover Merete gelezen.’
Garvang glimlachte weer. ‘Ze vertelde ook nog iets anders.’
‘Dat zal wel.’
‘Dat je de eerste teamleider in de geschiedenis van Geweldsdelicten bent die halftime gaat werken.’
Nou ja, of hij historisch werd, stond nog te bezien. Het verzoek lag momenteel op het bureau van de hoofdcommissaris, en hij wist dat Personeelszaken er al weken mee bezig was, er de Wet Arbeidsomstandigheden op had losgelaten en probeerde overeenkomstige zaken te vinden die een precedent hadden geschapen. Als ze al iets hadden gevonden, had niemand hem dat verteld.
Halvor schraapte zijn keel. ‘Het leven gaat te snel. Ik heb geen zin om vijftig te worden en te ontdekken dat ik mijn kinderen niet ken. Soms kom je in je leven op een splitsing waarop je een keuze moet maken. Alles tot de kern reduceren en bekijken wat er overblijft. Heb jij trouwens kinderen?’
‘Strikt genomen niet,’ antwoordde Garvang. ‘Maar ik heb het gevoel dat ik elke dag met een heleboel kinderen werk.’
Ole Jakob Kirkebakken klikte de laatste Sobril uit de een-na-laatste strip en verzwolg hem met de inhoud van het flesje water dat hij net bij de trolley had gekocht. Toen liep hij terug naar de slaapcoupé en maakte de deur open met zijn sleutelkaart.
Hij had de coupé voor zichzelf. Er bleek meer dan genoeg geld te zijn toen hij eindelijk overzicht had gekregen over wat er nog over was na de verkoop van het huis van zijn vader: 5,8 miljoen kronen. Zo goedkoop als hij van plan was de komende maanden te leven, kon een driepersoonscoupé voor hem alleen er sowieso wel vanaf. Bovendien was hij niet eenzaam. Ook al was het dekbed naast hem zo plat als een pannenkoek, hij had toch het gevoel dat zijn vader daar lag.
De strip pillen die hij had meegekregen van het Ullevål, ging nog een etmaal mee. Dan zou hij in Vega zijn, misschien zelfs al op Kavlingen. Deze keer wilde hij in het stenen huis wonen. Kåre was weken bezig geweest met de bouw van een dak dat de winterstormen kon doorstaan.
Zou hij het drie maanden volhouden in zijn eentje? Hij wist het niet. Hij wist alleen zeker dat hij het wilde proberen.
Zijn tas stond open en hij pakte het boek dat bovenop lag. Hij groef nog wat door en viste er nog een uit. Toen ging hij op de rand van het bed zitten, deed het leeslampje naast zich aan en zette zijn kussen tegen de muur. Hij liet zich langzaam achterover zakken en deed het boek open waar aan de buitenkant ‘2001’ op stond.