De inspecteur begon vol vertrouwen met boeken die kennelijk een serie vormden. Volgens Kåre verwees het dagboek van Kavlingen naar meerdere exemplaren, dus het was logisch te beginnen met ruggen die er hetzelfde uitzagen. Hij troostte zich met de gedachte dat hij in elk geval niet op het politiebureau hoefde te zitten wachten op de beslissing van de rechter-commissaris. Het hele weekend was verstreken zonder dat ze ook maar een verkeersboete hadden gevonden om Enger op vast te pinnen, en Cecilie had er uiteindelijk met tegenzin in toegestemd dat ze een poging zouden doen om de man gevangen te laten houden op basis van het weinige dat ze hadden. Maar niemand – ook niet de rechercheurs bij Geweldsdelicten – had er veel vertrouwen in dat dat zou lukken.
Het was kortom een dag waarop iedereen met angst en beven uitkeek naar het mediacircus dat zou losbarsten wanneer de rechter-commissaris Enger zou laten gaan. Op dit moment was het een kleine troost dat Vivian Thune en alle kleine visjes mooi in het net waren gezwommen. Het celmonster van de viltstift op het pakje zuivere heroïne dat Niels Rune Dalsrudjordet aan Annelene Busch had gegeven, had bijvoorbeeld een volledige dna-match opgeleverd met Billy Krefting. Toen had Billy, net als zijn twee kompanen, besloten zijn eigen rol toe te geven. Maar geen van hen wilde ook maar met één woord bevestigen dat Enger een rol had gespeeld in het drama.
Op dit moment werkte Halvor nog maar met één onbekende, en dat was Ole Jakob Kirkebakken. Maar wat die had gezien of gehoord tijdens de moord op Lone Slevatn had niet veel met Yngve Enger te maken. Hij kon alleen maar hopen dat ze de moord nog sterker aan het al aan de kaak gestelde drietal konden koppelen.
Dus kon hij net zo goed naar dagboeken zoeken. Als hij die vond, had hij in elk geval een goed uitgangspunt om Kirkebakken aan het praten te krijgen.
Hij pakte het honderdste boek of daaromtrent – een heel dik ingebonden ding – en constateerde dat hij pas klaar was met de series op drie van de twaalf planken. Net als veel andere dagboeken was ook dit boek niet voorzien van een naam. Daardoor moest hij weer in de tekst zoeken of er personen of omstandigheden waren die hij kende.
Zo vond hij omstreeks halftwaalf – op een tijdstip waarop hij volgens het gerammel van zijn maag allang in de politiekantine aan zijn tweede ei bezig had moeten zijn – op pagina 3 de naam ‘Marianne’. Een korte blik op het briefje met trefwoorden van Kåre bevestigde dat dat de naam van Jakobs moeder was. Hij bladerde het dagboek stilletjes door en toen hij maar een paar bladzijden verder het adres ‘Volvatsterrasse’ vond, begon hij nauwkeuriger te lezen. Al na een paar regels bleek heel duidelijk de bezorgdheid van de schrijver voor de verergerende borstkanker van zijn vrouw. En vlak daarna: hoe moeilijk het was om hun zoon Jakob te vertellen over de mogelijke consequenties van de ziekte.
Hij vond nog twee boeken met dezelfde rug en ontdekte dat hij een ononderbroken serie van 1987 tot 1993 had. De laatste bladzij eindigde ermee dat Jakobs vader worstelde met de vraag op welke dag Marianne moest worden begraven.
Halvor was klaar voor een nieuw bezoek aan het Ullevål-ziekenhuis.
Vreemd genoeg leek het verblijf binnen Ole Jakob Kirkebakken goed te hebben gedaan. Het zei iets over het harde leven van een verslaafde dat een week in een ziekenhuis hem meer kleur leek te geven dan een jaar op straat. Bovendien was hij geknipt en gladgeschoren. Totdat hij zijn mond opendeed en zijn rotte tanden liet zien, kon hij voor een toevallige toeschouwer bijna doorgaan voor een gewone jongeman.
‘U weer?’ Hij klonk niet vijandig, eerder berustend, en misschien teleurgesteld dat er niet heel iemand anders bij hem kwam.
Halvor zag geen reden om te wachten. Hij liep naar het bed en legde drie zwarte boeken in A4-formaat op het dekbed. Nog steeds zei hij niets.
‘Is dat wat ik denk dat het is?’ Even straalde het enthousiasme uit de ogen van de jongen; toen doofde het licht weer. Alsof hij eraan gewend was teleurgesteld te worden en niet durfde te geloven dat dat deze keer niet zou gebeuren.
‘Wat ik heb gevonden. Ononderbroken van 1987 totdat je moeder stierf.’
Het vocht in Kirkebakkens ogen was niet mis te verstaan en dat was meer dan voldoende beloning voor anderhalf uur zoeken in een stoffige boekenkast.
‘Toen hield hij op met schrijven. Toen mama stierf. Mag ik ze hebben?’
‘Natuurlijk. Jij bent nu de rechtmatige eigenaar.’
‘No strings attached?’
‘No strings attached. Of je nou met me wilt praten of niet, ze zijn van jou.’ Hij liet een paar tellen verstrijken om dat te laten bezinken. ‘Maar ik heb een verzoek…’
Weer die vleug van berusting in zijn ogen. ‘Ja?’
‘… en dat is dat ik hoop dat je, áls je me wilt vertellen wat je bij Lone Slevatn hebt meegemaakt, dat nu doet. We hebben op z’n zachtst gezegd heel weinig tijd.’