Home>>read Verlossing free online

Verlossing(111)

By:Birger Baug


‘Halvor?’

Ze sliep dus toch niet. ‘Ja.’

‘Wil je me iets vertellen?’

Hij schraapte zijn keel. ‘Misschien. Maar nu niet, denk ik.’

‘Oké.’

Ze bleef met haar rug naar hem toe liggen. Dat was niet zo heel erg. Hij wist dat ze zich over twee dagen weer zou omdraaien.





25





Oslo, maandag 10 augustus 2009


Het antiquariaat lag daar waar de Akersgate overgaat in de Ullevålsvei. Een belletje rinkelde vrolijk toen de deur ouderwets – en tegen de brandweervoorschriften – naar binnen openging.

Net als in alle winkels op maandagochtend om tien uur was er niemand. Achter de toonbank zat een stevige oudere man met een grote, grijze baard en een omvangrijke buik. Links voor hem lag een hoge stapel boeken en rechts een iets lagere. Daartussen stond een laptop.

‘Even dit afmaken,’ bromde de man zonder op te kijken. Hij bleef vingertje voor vingertje doortypen. Ten slotte had hij blijkbaar alles ingevoerd wat nodig was en keek hij op om zijn klant in ogenschouw te nemen.

‘Internet,’ zei hij. ‘Straks verkopen we de helft van onze boeken op die manier.’

Halvor hield zijn politiekaart omhoog en stelde zich voor.

‘De detectives staan daar,’ zei de man, en hij wees.

Halvor grijnsde terug. ‘Nee, zo eenvoudig is het niet. Ik heb een flinke noot voor u om te kraken.’

‘Daar houden we van. Kom maar op.’

‘Een jaar of tien, twaalf geleden is hier een keer een afgeleefde jongeman geweest met drie dozen met boeken. De meeste waren oudere klassiekers en u – ik neem aan dat u de eigenaar bent – schijnt heel enthousiast te zijn geweest en alles te hebben gekocht. Doet dat al een belletje rinkelen?’

‘U hebt het over iets wat al behoorlijk lang geleden is. Het antwoord is heel duidelijk: nee.’

‘Boven in een van de dozen lag een dagboek, of waarschijnlijk zelfs meerdere. Helpt dat?’

‘Het spijt me. Dat gebeurt ook om de haverklap. Vooral wanneer mensen vanuit een nalatenschap verkopen. Ik had de hele zaak hier kunnen behangen met de dagboeken die ik door de jaren heen heb gekregen. Om de een of andere reden vinden mensen het leuk hun eigen memoires tussen de klassiekers op hun boekenplank te zetten. Waarschijnlijk om dezelfde reden als waarom tachtig procent van de mensen “ja” antwoordt op de vraag of ze zichzelf iets beter vinden dan de gemiddelde bevolking.’ Hij grijnsde weer. ‘Maar ik heb een geweten, hoor. Dus als ik een telefoonnummer heb, bel ik altijd en vraag ik of ze het dagboek terug willen hebben of dat ik het weg moet gooien.’

Halvor knikte. ‘In dit geval zou het weleens zo kunnen zijn dat u geen telefoonnummer hebt gehad. Wat hebt u dan gedaan, denkt u?’

De man dacht na. ‘De privégedachten van mensen verkopen zonder hun toestemming kan ik niet voor mijn geweten verantwoorden.’ Hij dacht nog even door. ‘Aan de andere kant zijn de dagboeken me toch vrijwillig overhandigd.’ Het leek alsof hij een besluit nam. ‘Is dit belangrijk?’

‘Heel belangrijk voor degene die het aangaat.’

‘In dat geval,’ zei de man, ‘heb ik in de kelder een misschien ietwat onethische verzameling aangelegd. Misschien ligt daar, eerlijk gezegd, ook een enkel boek dat ik ben vergeten weg te gooien. Het was mijn bedoeling ze ooit te lezen om te zien of er misschien een goudmijn aan schrijftalent of de memoires van een beroemdheid tussen zaten. Misschien vindt u daar wat u zoekt.’

Hij stond moeizaam op, wenkte Halvor en draaide zich om naar wat kennelijk een kelderdeur was, achter de toonbank. ‘Kom maar mee.’

Halvor volgde hem de lange, steile betonnen trap af en een lange gang door. De dikkerd stopte voor een zware stalen deur met een hangslot op de grendel. Er rammelde een stevige sleutelbos en de deur zwaaide open. Hij stak een arm om de hoek, deed het licht aan, en een gele gloed gleed over meter na meter boekenplank en een ontelbaar aantal dozen met boeken. Vanuit een hoek was een laag gebrom van een vochtvreter te horen.

‘Nog niet helemaal klaar met het catalogiseren, zie ik.’

‘Niet helemaal… En ik kom ook nooit klaar…’

De man ging hem voor naar een drie à vier meter brede plank helemaal achter in de hoek. Die stond vol boeken, maar van een andere aard dan de andere. Hier stond van alles, van dunne, papieren schriftjes tot in leer ingebonden prachtexemplaren met ‘Dagboek’ in gouden letters op de rug.

‘Zijn dat allemaal dagboeken?’ vroeg Halvor.

‘Ja. Drieëntwintig jaar lang, vanaf het begin dat ik ze kreeg. En niets is gecatalogiseerd…’ Halvor kreeg een medelijdende blik toegeworpen. ‘Zoek maar. Ik moet weer naar mijn winkel.’