Maar Garvang wel. Toen Thune aankwam bij wat Halvor aannam dat de toegangsdeur was, leek het alsof haar stem opzij ging. Maar Garvang was kennelijk voorbereid. Hij draaide zich langzaam opzij, waardoor Halvor genoeg tijd had om mee te draaien. Toen tilde de reus voorzichtig zijn handen op en hield ze afwerend in de richting van Thune.
‘Zo, dus nou ben je bang, grote man?’ Halvor hoorde de hoon in haar stem, terwijl Garvang zijdelings naar de deur liep. Nu waren het nog maar een paar centimeter, dan zou hij binnen zijn. Maar in de kier tussen Garvangs rechterschouder en de muur, zou hij gegarandeerd zichtbaar worden. Tenzij…
Met een korte, snelle handbeweging gooide Halvor de steen achter zijn rug opzij. Hij landde met een klap ergens waar ze een paar seconden eerder hadden gelopen. Even keek Thune in de richting van het geluid. Dat was genoeg.
Hij was binnen. Buiten hoorde hij haar stem weer: ‘Je zei dat je alleen was!’
‘Dat ben ik ook. Het zal wel een dier of zo zijn geweest. Geen idee!’
Halvor nam aan dat ze het landschap om zich heen nu intensief bekeek en hij gebruikte de seconden die hij zo had gewonnen om zich te oriënteren. Hij stond in een lange, smalle gang. Recht vooruit leek de keuken te liggen, badend in het licht. Achter een open deur aan de linkerkant lag de zwak verlichte woonkamer, iets verder naar binnen rechts was een donkere ruimte. Halvor koos voor de laatste, sloop naar binnen en liet zich door het donker opslokken.
Het was op het nippertje; hij kon Garvangs zware stappen al in de gang horen. Halvor keek de kamer rond, op zoek naar iets wat hij kon gebruiken om Thune te neutraliseren als ze langs hem heen naar de keuken zou lopen. Hij stond blijkbaar in een soort eetkamer, met een lange tafel met witte designstoelen eromheen. De kamer was volkomen verstoken van potentiële slagwapens. De gedachte om een van de klassieke Skagen-reproducties aan de witte muren te gebruiken, verwierp hij al snel.
Hij kon hen weer samen horen praten. Even kwamen de stemmen dichterbij, toen verwijderden ze zich weer, en Halvor begreep dat ze de woonkamer in waren gegaan. Dat maakte het lastiger om haar te overrompelen, maar het bracht hem ook op een nieuw, schitterend idee. Dat bevatte een flinke portie ironie en kon hun een bewijs opleveren waar ze echt iets aan hadden.
Hij deed zijn schoenen uit en pakte zijn mobieltje. Dankzij de grote belangstelling van de pers stond de telefoon nog steeds in de stille modus, en de toetsen maakten geen geluid. Hij vond een nummer, toetste er +47 voor en belde.
Hij luisterde totdat hij had gehoord wat hij wilde horen, toen sloop hij op kousenvoeten de gang in en liep zo ver als hij durfde in de richting van de kamerdeur. De lichte stem van Thune bevond zich blijkbaar heel dichtbij, terwijl de stem van Garvang iets verder weg klonk, diep en brommend.
Dat kwam goed uit. Hij ging plat op de vloer liggen en keek voorzichtig naar binnen. Ze zaten allebei in een fauteuil met de zijkant naar de deuropening, en de stoel van Thune stond een beetje scheef, met de rugleuning het dichtst bij hem. Nu kon hij ook de bovenkant zien van het wapen waarmee ze Garvang bedreigde. Het zag eruit als een revolver.
Hij trok zich een stukje terug, haalde het mobieltje tevoorschijn en legde het op het Perzische tapijt aan de andere kant van de drempel. Toen schoof hij het zo ver naar binnen als hij maar kon. Als ze zich omdraaide of naar de deur liep, kon ze het zien, maar dan zou het hopelijk te laat zijn.
Hij trok zijn hoofd weer weg uit de deuropening. Van waar hij lag, kon hij alles horen wat ze zeiden.
‘… vreselijk als ik denk aan al die informatie die ik je op verkeerde gronden heb gegeven. Cynischer dan jij kan een mens niet worden.’
‘Weet je, Kenneth, ooit was ik ook een idealist. Op een rare manier mag ik je eigenlijk wel graag, omdat je bent zoals je bent; je doet me denken aan hoe ik zelf ooit was.’
Het was even stil. Toen kwam er: ‘Waarom probeerde je me eigenlijk te vinden? Wil je me geld afpersen? Dat is niet helemaal jouw stijl, Kenneth.’
Halvor vloekte in stilte. Nu moest ze wel begrijpen dat Garvang niet alleen was gekomen en de woordenvloed zou stoppen. Maar Garvang had de vraag blijkbaar voorzien en volgde het aloude advies om zich zo goed mogelijk aan de waarheid te houden.
‘Omdat ik vanmiddag verhoord ben. De politie heeft je de hele dag tevergeefs gezocht. Toen moest ik aan dit huis denken, en toen wilde ik je als eerste vinden. Ik hou niet van mensen die mijn cliënten vermoorden, en al helemaal niet mensen die ik vertrouw.’
Thune lachte zacht: ‘Typisch jij, hè, Kenneth? Jij moet dingen altijd voor anderen regelen, hè, en liefst helemaal alleen. Maar dat is niet altijd even slim, hoor.’ Toen werd ze weer ernstig. ‘Hoe ben je hier zo snel gekomen?’
‘Lijnvliegtuig naar Aalborg genomen, en daarna een huurauto.’