‘Hans Petter, kun jij hier binnen een uur een leesbaar rapport van maken?’
De brigadier keek eerst naar Halvors hanenpoten en toen op zijn horloge: ‘Als ik in het eerste kwartier die geheime code van je kan kraken, zou het moeten kunnen. Bij meneer Johansen kan ik nog wel een keer terugkomen; per slot van rekening hebben we het hele weekend nog.’
‘Mooi. Het moet voor vijf uur bij Cecilie zijn.’
Op weg terug naar zijn kantoor rinkelde de telefoon in zijn zak.
‘Ik geloof dat ik beet heb,’ hoorde hij aan de andere kant. Hij herkende de stem van Ørnulf uit de groep van de uitgebluste Rasmussen. Ørnulf was nooit te beroerd om over te werken.
‘Vertel op.’
‘Ik kreeg eindelijk iemand te pakken van Fonnafly op Fornebu. Het lijkt wel of ze juist vandaag half rijkeluis-Noorwegen naar zijn vakantiehuis moeten vliegen. Hoe dan ook, ze hebben om elf uur iemand naar Denemarken gevlogen die heel erg lijkt op Vivian Thune, ook al had ze die naam niet op haar legitimatie staan. Ik heb de piloot gesproken, die net terug was.’
‘Heeft hij foto’s van haar gezien?’
‘Ja, ik heb ze gemaild. Hij weet het voor 99 procent zeker.’
‘Geweldig. Geef me het nummer van die piloot maar.’
Nadat hij dat had opgeschreven, liep hij terug naar zijn kantoor, waar Kenneth Garvang nog steeds op de bank zat.
‘We hebben de mogelijkheid die jij noemde nu nog bijna als enige over. Zou je het huis in Denemarken herkennen van de foto’s die ze je heeft laten zien?’
‘Misschien.’
‘Dat moet genoeg zijn.’
Halvor belde het nummer dat hij van Ørnulf had gekregen, stelde zich voor en kwam meteen ter zake: ‘Wilt u nog een keer naar dezelfde plek in Denemarken vliegen als waar u eerder vandaag bent geweest?’
‘Ja, maar dan moet u hier binnen een halfuur zijn. Ik mag niet in het donker vliegen. Bovendien moet ik daar overnachten, dus eten en slapen komen er ook bij.’
‘En dat kost?’
‘Voor de vlucht alleen wordt dat 14.500 kronen inclusief btw.’
Halvor hoefde niet lang na te denken. Voor dat bedrag moest hij eigenlijk toestemming van Andersen hebben, maar hij was niet van plan die tussen alle telefoontjes van de pers door lastig te vallen.
‘Waar zijn jullie heen gevlogen?’
‘Naar een watervliegtuigbasis tussen Fredrikshavn en Skagen.’
‘Oké. Maak het vliegtuig maar klaar. We zijn er over een halfuur.’
Halvor bestelde een patrouille en probeerde Garvang mee te trekken naar de lift. Dat voelde aan alsof hij een van de beelden in het Frognerpark probeerde te verplaatsen.
‘Wacht even, waar gaan we heen?’ vroeg Garvang.
‘Naar Denemarken. Weet je zeker dat ze nooit een naam, een plaats of een adres heeft genoemd?’
‘Niet dat ik me kan herinneren, in elk geval.’
Halvor merkte dat iets in zijn hersenen zich naar zijn bewustzijn probeerde te werken. Iets wat Garvang een tijdje geleden had gezegd, iets wat hem had doen denken aan Skagen. Wat was dat?
‘Wat zei je ook weer over het huis waarvan ze je foto’s liet zien?’
‘Niks bijzonders. Dat het groot en geel gepleisterd was, geloof ik.’
Geel! Dat was het. Waarom deed geel hem aan Skagen denken? Halvor ging achter zijn computer zitten en googelde op ‘Skagen’ en ‘geel’. Al het eerste document gaf hem het antwoord: ‘Skagengeel’. Het was gewoon een begrip, iets wat typerend was voor het hele dorp aan de noordkust van Jutland! Hij maakte het document open en vond foto’s van de hoofdstraat. Toen vroeg hij aan Garvang: ‘Leek het huis hierop?’
‘De kleur ziet er in elk geval net zo uit, en het is min of meer dezelfde stijl. De witte kozijnen komen me ook bekend voor. Waar zijn die foto’s van?’
‘Skagen. En de piloot heeft Thune naar een plaats tussen Skagen en Fredrikshavn gebracht. Het ziet ernaar uit dat we iets hebben.’
Garvang aarzelde niet meer.
22
Oslo/Skagen, vrijdag 7 augustus 2009
Al na een kwartier kreeg Merete de bevestiging van haar vermoeden dat de Deense politie minstens even effectief was als de Noorse: zo lang duurde het om vast te stellen dat er geen Noorse vrouw met de naam Vivian Thune was die onroerend goed bezat in Denemarken. Dat gold ook voor Ingrid Mentzen, de alias die ze bij Fonnafly had gebruikt.
Dus ofwel moest de vrouw nog een schuilnaam hebben ofwel ze huurde het huis. Maar dat laatste uitzoeken zou dagen duren, misschien wel weken. Net als in Noorwegen. Merete vertelde dus maar dat er een Noorse inspecteur onderweg was en dat hij zich waarschijnlijk de volgende ochtend vroeg bij de politie van Fredrikshavn zou melden.
De afstand van Oslo naar Skagen was weliswaar kleiner dan die van Oslo naar Bergen en ze koersten erheen met 220 kilometer per uur, maar toch duurde de reis twee uur. Door het lawaai van de motor was het onmogelijk om samen te praten. Geluid, licht en omgeving smolten samen tot een gestage stroom, die Halvor een uitgelezen kans bood om na te denken over wat hij de dag ervoor had gedaan en wat dat voor hem als politieman betekende. Het eerste punt was dat hij in die paar uur schoon genoeg had gekregen van halve leugens en hele regelvergrijpen, en dat van nu af aan alles volledig volgens het boekje zou gebeuren. Het tweede punt, de uitdaging die het onbeheersbare ‘zwarte gat’ vormde, vereiste heel wat meer denkwerk, en daar besteedde hij dan ook het grootste deel van de vlucht aan.