‘Kon ze er goed van rondkomen?’
‘Nee zeg!’ Hij lachte toen hij Wills verbaasde gezicht zag. ‘Zoveel betaal ik niet en mijn gasten hebben het ook niet breed: meest oudere mannen en agenten, en soms studenten die het grappig schijnen te vinden om er zonder te betalen vandoor te gaan. Dat proberen ze tenminste. Nogal stom om de boel te belazeren in een zaak waar het stikt van de politie.’
‘Had ze altijd een tasje of een boekentas bij zich?’
‘Ze had een roze boekentas met een kwastje aan de rits. Die lag in haar auto wanneer ze aan het werk was. Haar portefeuille nam ze mee naar binnen. Ze was niet zo’n type dat zich altijd staat op te dirken en niet bij de spiegel is weg te slaan.’
‘Hebt u ooit een verdacht iemand bij haar zien rondhangen? Een gast die te veel aandacht voor haar had?’
‘Dan zou ik daar wel een stokje voor hebben gestoken. Niet dat dat nodig was. Die meid wist van wanten. Ze kon zich goed redden.’
‘Had ze een wapen? Pepperspray bijvoorbeeld of een zakmes?’
‘Niet dat ik weet.’ Hij hief zijn handen. ‘Nu moet u niet denken dat ze een harde was. Het was een heel lief meisje, zo iemand die met rust gelaten wil worden. Ze was geen ruziezoekster, maar als het erop aankwam kon ze goed voor zichzelf opkomen.’
‘Was er de laatste tijd iets veranderd aan haar houding?’
‘Ze leek wat gestrester dan anders. Een paar keer vroeg ze of ze mocht studeren als er weinig werk was. Begrijp me goed: zolang je je werk doet ben ik een heel redelijke baas. Als het niet druk was mocht ze van mij in de boeken duiken. En voor ze naar huis ging kreeg ze altijd een warme hap.’
‘Weet u in wat voor auto ze reed?’
‘In een oude Dodge Daytona met een kentekenplaat uit Alabama. Kent u die nog? Gebaseerd op de Chrysler G-platform. Voorwielaandrijving, laag bij de grond.’
‘Vierdeurs?’
‘Een hatchback. De zuigers waren naar de knoppen. Ze had de klep van de kofferbak vastgebonden met een stuk spankoord. Volgens mij uit ’92 of ’93.’ Hij tikte tegen zijn hoofd. ‘Het is hierboven niet meer wat het was.’
‘Wat voor kleur?’
‘Rood, min of meer. Maar vooral primer en roest. Bij het starten kwamen er rookwolken uit de uitlaat.’
‘Waar parkeerde ze altijd?’
‘Achter het eetcafé. Ik heb vanochtend nog gekeken. Hij staat er niet.’
‘Ging ze na het werk weleens lopend naar huis?’
‘Soms als het mooi weer was, maar dat is al lang geleden, en haar huis is de andere kant op.’ Hij wees over zijn schouder. ‘Daar ligt het meer. Achter het bureau. Achter het eetcafé.’ Hij wees naar de overkant van de straat. ‘Als ze lopend naar huis ging, nam ze altijd die richting, via de voordeur.’
‘Kent u Gordon Braham?’
‘Volgens mij werkt hij voor het energiebedrijf. Verder heeft hij iets met de vrouw die in het warenhuis tegenover het eetcafé werkt. Zo om de drie dagen komen ze bij me lunchen.’
‘U kent blijkbaar veel mensen.’