‘Nee, dank u, mevrouw. Ik moet aan het werk.’
‘Avondeten dan.’ Zoals zij het zei, klonk het als een als voorstel verpakt bevel. ‘Ik hoop dat het appartement niet al te erg is tegengevallen.’
‘Nee, integendeel. Alles was prima in orde.’
‘Ik glip er later wel even binnen om te stoffen. Eddie en ik hebben die ruimte niet meer gebruikt sinds de meiden het huis uit zijn. Ik moet er niet aan denken hoe het eruitziet...’
Will dacht aan de hoop vuile kleren die hij op de bank had gedumpt. Toen hij in Atlanta zijn koffer had gepakt, had hij in de veronderstelling verkeerd dat hij in het hotel wel kon wassen. ‘Dat hoeft niet. Ik...’
‘Onzin.’ Ze tikte op het portier als een rechter die een vonnis velt. ‘Alleen al het stof dat je inademt.’
Hij besefte dat ze niet te stuiten was. ‘Eh... let u maar niet op mijn troep, alstublieft. Het spijt me.’
Hij had haar nog nooit zo vriendelijk zien glimlachen. Opeens zag hij van wie Sara haar schoonheid had geërfd. Cathy stak haar hand naar binnen en legde die zachtjes op zijn arm. De vorige avond had Sara ook regelmatig zijn arm aangeraakt. De hele familie was kennelijk nogal aanhalig, maar voor Will was dat iets van een andere planeet.
Ze gaf hem een kneepje in zijn arm. ‘We eten om klokslag halfacht.’
Hij knikte. ‘Dank u.’
‘Op tijd zijn, hoor.’ Nu schonk ze hem de glimlach waarmee hij inmiddels vertrouwd was. Ze knipoogde nog even naar hem, draaide zich om en liep naar het huis.
Will draaide zijn raampje omhoog. Hij zette zijn auto in de eerste versnelling en reed de weg op, en pas toen het te laat was besefte hij dat hij de verkeerde kant op ging. Of misschien ook niet. Sara had gezegd dat Lakeshore een grote cirkel beschreef. Will had de laatste tijd genoeg rondjes gedraaid voor de rest van zijn leven, maar hij wilde het risico vermijden dat hij nogmaals langs het huis van de Lintons reed.
De weg was verlaten, waarschijnlijk vanwege het vroege uur. Het was Wills bedoeling op het politiebureau te arriveren voor de meeste agenten aan hun dienst begonnen. Hij wilde een gedreven, alerte indruk maken. Ze moesten zijn hete adem voelen.
Bij een bocht minderde hij vaart. De weg leek wel een rivier zoals het regenwater over het asfalt stroomde. Hij stuurde zijn Porsche naar de andere kant van de straat om zijn vloerplanken droog te houden. Will had tien jaar van zijn leven en een smak spaargeld in de Porsche geïnvesteerd, die hij eigenhandig had opgeknapt. Het grootste deel van de tijd had hij zich over handleidingen en diagrammen gebogen om uit te puzzelen hoe de auto in elkaar zat. Hij had leren lassen. Hij had alles over het werk aan de carrosserie geleerd. Hij had ontdekt dat hij geen van beide echt leuk vond.
De motor was betrouwbaar, maar de versnellingsbak vertoonde kuren. Hij voelde de koppeling haperen toen hij naar een lagere versnelling schakelde. Zodra hij het overstroomde gedeelte achter zich had gelaten, zette hij de auto met draaiende motor aan de kant om het water uit het onderstel te laten lopen, voor zover dat mogelijk was. Iets verderop stond een blauwe brievenbus met het logo van Auburn University te schudden in de krachtige wind. Hij zag het eerste huisnummer weer voor zich dat Sara op de map had geschreven toen ze hem wees hoe hij bij het huis van haar ouders moest komen. Cijfers had Will altijd goed kunnen onthouden.
In Atlanta woonde Sara in de oude zuivelfabriek, zo’n industrieel gebouw dat in de hoogtijdagen van de onroerendgoedmarkt tot een verzameling lofts was verbouwd. Destijds had hij opgemerkt dat het appartement niet echt bij haar paste. De lijnen waren te strak. Het meubilair was te glad. In zijn verbeelding had ze een warme, gastvrije woning gehad, een soort cottage.