Jason voelde zich dan ook doodellendig. Het straalde van hem af, als van de warmtelamp boven de patat van McDonald’s. Hij zou niet weten wanneer hij voor het laatst had gedoucht. Hij kon niet slapen. Wat hij ook probeerde, hij kon zijn brein niet lang genoeg stilzetten om tot rust te komen. Zodra hij ging liggen, begonnen zijn oogleden als een luie jojo op en neer te gaan. In het donker kwam alles weer boven alsof het net was gebeurd, en dan duurde het niet lang of een loodzware eenzaamheid drukte op zijn borst zodat hij bijna stikte.
Niet dat het Allison iets uitmaakte. Wat haar betrof lag hij op dat moment dood op de vloer. Hij had geen mens meer gezien sinds het studentenhuis drie dagen eerder was leeggelopen vanwege de Thanksgivingvakantie. Zelfs de bibliotheek was die zondag vroeg dichtgegaan; een paar achterblijvers hadden nog wat getreuzeld op de trap toen het personeel uiteindelijk de deuren op slot deed. Jason had hen van achter zijn raam nagekeken en zich afgevraagd of zij ook alleen waren of de vakantie met iemand anders doorbrachten.
Op het achtergrondgeruis van Cartoon Network en zijn eigen incidentele gemompel na was het doodstil in het gebouw. Zelfs de conciërge had zich al dagen niet laten zien. Waarschijnlijk mocht Jason hier niet eens zijn. De verwarming was uitgezet toen de laatste studenten vertrokken. Hij sliep in zijn warmste kleren, diep weggedoken onder zijn winterjas. En de enige die daar iets om zou moeten geven, interesseerde het blijkbaar geen moer.
Allison Spooner. Hoe had hij toch verliefd kunnen worden op een meisje met zo’n stomme naam?
Dagenlang had ze hem als een gek gebeld, tot de vorige dag, toen het opeens ophield. Jason had haar nummer telkens op het schermpje van zijn telefoon zien opflitsen, maar hij had niet opgenomen. Haar sms’jes waren allemaal hetzelfde: bel me. Was het nou zo moeilijk om iets anders te zeggen? Was het zo moeilijk om te zeggen dat ze hem miste? In gedachten voerde hij hele gesprekken met haar en als hij haar die vraag dan stelde, antwoordde ze: ‘Zal ik jou eens wat vertellen? Je hebt gelijk. Ik zou een betere vriendin moeten zijn.’
Gesprekken. Fantasietjes, dat waren het.
Drie dagen lang was de telefoon voortdurend overgegaan. Hij begon al bang te worden dat Allisons nummer zich in het scherm zou branden. Hij had de batterijstreepjes een voor een zien verdwijnen. Bij elk streepje nam hij zich voor om op te nemen als ze belde voor het volgende verdween. Als dat uitging zonder dat er gebeld was, besloot hij het bij het volgende streepje te doen. En dan bij het daaropvolgende. Ten slotte was de telefoon vanzelf uitgegaan toen hij lag te slapen. In paniek had Jason de oplader gezocht. Hij had de stekker in het stopcontact gestoken, maar er gebeurde niets.
Haar zwijgen sprak boekdelen. Je liet iemand niet zomaar stikken als je van hem hield. Dan bleef je bellen. Je stuurde berichtjes met een diepere, persoonlijker tekst dan ‘Hé, bel eens’. Je bood je verontschuldigingen aan. Je stuurde niet om de twintig minuten een stom chatberichtje met de tekst ‘wru?’ Dan bonkte je op zijn deur en smeekte je hem om open te doen.
Waarom had ze hem laten zitten?
Omdat hij zo’n slappe zak was. De laatste keer dat ze elkaar spraken, had ze dat gezegd. Jason miste het lef om te doen wat er gedaan moest worden. Hij miste het lef om het voor haar op te nemen. Misschien had ze gelijk. Hij wás ook bang. Telkens als ze hun plannen bespraken, had hij het gevoel dat zijn ingewanden werden samengeknepen. Had hij maar nooit met die lul uit de stad gepraat. Kon hij alles maar terugdraaien, alles wat ze de afgelopen twee weken hadden gedaan. Allison deed alsof het haar niet raakte, maar hij wist dat zij ook bang was. Het was nog niet te laat. Ze konden zich nog terugtrekken. Ze konden doen alsof het niet was gebeurd. Zag Allison maar in dat er geen elegante uitweg was. Waarom was Jason de enige van iedereen die bij deze ellende betrokken was, die geplaagd werd door een geweten?
Opeens hoorde hij buiten iets. Jason wierp de deur open en stapte de gang op. In het donker keek hij als een waanzinnige om zich heen. Er was niemand. Niemand hield hem in de gaten. Hij was gewoon paranoïde. Gezien het aantal Red Bulls dat hij naar binnen had gewerkt en de twee zakken Cheetos die als een steen op zijn maag lagen, was het geen wonder dat hij helemaal opgefokt was.