Ze bloosde omdat hij zo recht op zijn doel afging.
Zijn gezicht stond vriendelijk en begrijpend. Ze vroeg zich af of hij het meende of een van zijn verhoortechnieken toepaste. ‘Ik besef dat ik nu vrijpostig ben, maar mag ik ervan uitgaan dat je er een reden voor had om bij het ziekenhuis met me af te spreken, in het zicht van heel Main Street?’
Opnieuw moest Sara lachen, maar nu om zichzelf en om de situatie. ‘Zo berekenend ben ik nou ook weer niet. Het lijkt achteraf misschien wel zo.’
‘Ik logeer bij jullie. Iedereen ziet dat mijn auto hier geparkeerd staat. Ik weet hoe het gaat in kleine stadjes. De mensen denken vast dat we iets hebben.’
‘Maar dat is niet zo. Jij bent getrouwd en ik ben...’
Hij glimlachte nogal verkrampt. ‘In dit soort situaties schiet je met de waarheid niet veel op. Dat weet jij ook.’
Sara keek weer naar zijn verzameling kantoorspullen. Hij had de elastiekjes op kleur gesorteerd. Zelfs de paperclips wezen allemaal dezelfde kant op.
‘Er speelt hier iets,’ zei Will. ‘Ik weet niet of het is wat jij denkt, maar er klopt iets niet op dat politiebureau.’
‘Wat dan?’
‘Ik ben er nog niet achter, maar ik zou me maar voorbereiden op negatieve reacties.’ Hij koos zijn woorden met zorg. ‘Zo gaat het nou eenmaal bij dit soort zaken, als de politie zelf ter discussie staat. Daar moeten ze niets van hebben. Een van de redenen waarom ze goed zijn in hun vak is dat ze altijd gelijk denken te hebben.’
‘Ik ben arts. Neem maar van mij aan dat dat niet alleen voor politiemensen geldt.’
‘Toch kun je beter voorbereid zijn, want als dit achter de rug is, ongeacht of ik ontdek dat Tommy schuldig is of dat rechercheur Adams het verprutst heeft of dat er uiteindelijk niks verkeerd is gegaan, zullen de mensen het jou aanrekenen omdat jij me hiernaartoe hebt gehaald.’
‘Ze hebben me wel vaker iets aangerekend.’
‘Ze zullen zeggen dat je de nagedachtenis aan je man door het slijk haalt.’
‘Ze weten helemaal niets over hem. Ze hebben geen idee.’
‘De lege plekken vullen ze zelf wel in. Het wordt nog een stuk moeilijker dan het nu al is.’ Hij keerde zich naar haar toe. ‘En dat komt dan door mij. Ik ga met opzet dingen doen waardoor ze zo kwaad worden dat ze zich in de kaart laten kijken. Ga je daarmee akkoord?’
‘En als ik nee zeg?’
‘Dan probeer ik het zo te doen dat jij er geen last van hebt.’
Ze zag dat zijn aanbod oprecht gemeend was, en voelde zich schuldig omdat ze zijn motieven in twijfel had getrokken. ‘Ik woon hier niet meer. Over drie dagen vertrek ik, ongeacht wat er gebeurt. Ga je gang maar.’
‘En je familie?’
‘Mijn familie staat achter me.’ De laatste tijd waren er heel veel dingen waaraan Sara twijfelde, maar hieraan niet. ‘Misschien zijn ze het niet met me eens, maar ze staan wel achter me.’
‘Goed.’ Hij keek opgelucht, alsof hij het moeilijkste achter de rug had. ‘Zou je me het telefoonnummer van Julie Smith kunnen geven?’
Die vraag had Sara verwacht. Ze haalde een opgevouwen blaadje uit haar zak en gaf het aan Will.