Sara kon geen kinderen krijgen. Een buitenbaarmoederlijke zwangerschap tijdens haar studie had haar van die mogelijkheid beroofd. Jeffrey en zij hadden een kind willen adopteren, maar die droom vervloog op de dag dat hij stierf. Hij had ergens een zoon, een buitengewoon begaafde, sterke jongeman, die niet wist dat Jeffrey zijn echte vader was. Jeffrey was voor hem een ere-oom en Sara een eretante. Vaak overwoog ze om contact met de jongen te zoeken, maar die beslissing was niet aan haar. Hij had een vader en moeder die zich heel goed van hun opvoedtaak hadden gekweten. Het zou erg wreed zijn als ze dat verpestte door hem te vertellen dat hij een vader had met wie hij nooit meer zou kunnen praten.
Behalve waar het Lena betrof, moest Sara niets van wreedheid hebben.
De droger zoemde. De handdoeken waren zo goed als droog, hoewel ze er nog mee door de regen moest. Ze trok haar jas aan en liep zo zachtjes mogelijk het huis uit. Inmiddels miezerde het buiten. Ze keek op naar de nachthemel. Tussen de donkere wolken kon ze de sterren zien. Sara was vergeten hoe het was om ver van de lichten van de grote stad verwijderd te zijn. De nacht was inktzwart. De stilte werd niet verscheurd door sirenes, gegil of willekeurige schoten. Hier hoorde je alleen krekels en af en toe het gejank van een eenzame hond.
Sara bleef voor Wills deur staan en vroeg zich af of ze nog kon aankloppen. Het was laat. Misschien sliep hij al.
Net toen ze zich omdraaide, deed hij open. Will keek haar allerminst smachtend aan, zoals Tessa had beweerd. Verward kwam nog het dichtst in de buurt.
‘Handdoeken,’ zei ze. ‘Die wilde ik even afgeven.’
‘Wacht.’
Sara hield haar hand boven haar ogen tegen de regen. Ze betrapte zichzelf erop dat ze naar Wills mond staarde, naar het litteken boven zijn lip.
‘Kom binnen.’ Hij deed een stap naar achteren om haar door te laten.
Vreemd genoeg voelde Sara zich opeens op haar hoede. Toch liep ze naar binnen. ‘Het spijt me van daarnet, dat met mijn moeder.’
‘Ze kan zo op de politieacademie verhoortechniek doceren.’
‘Het was echt vreselijk.’
Hij gaf haar een van de schone handdoeken om haar gezicht mee af te drogen. ‘Ze houdt heel veel van je.’
Een dergelijke reactie had Sara niet verwacht. Ze ging ervan uit dat een man die op zo jonge leeftijd zijn moeder had verloren een heel andere kijk op Cathy’s opdringerigheid zou hebben.
‘Heb je ooit...’ Sara zweeg. ‘Laat maar. Ik moet je laten slapen.’
‘Heb ik ooit wat?’
‘Ik bedoel...’ Sara voelde het bloed weer naar haar wangen stijgen. ‘Heb je weleens bij een pleeggezin gewoond? Of...’
Hij knikte. ‘Een paar keer.’
‘Bij goede mensen?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Soms.’
Sara dacht aan de kneuzing op zijn buik; eigenlijk was het geen kneuzing, maar iets veel akeligers. In het mortuarium had ze regelmatig brandwonden gezien die door stroomstoten waren veroorzaakt. Die zagen er heel apart uit, alsof er onder de huid een laagje kruit zat dat niet weggewassen kon worden. Het donkere brandmerk op Wills lichaam was in de loop van de tijd vervaagd. Waarschijnlijk was hij nog klein geweest toen het gebeurde.
‘Dokter Linton?’