‘En verder?’ vroeg ze. Er zat altijd meer achter.
Hij haalde een plastic zak tevoorschijn. Nu ze het ding van dichtbij zag, vroeg Lena zich af hoe ze het ooit voor echt had kunnen aanzien: het dikke, doffe lemmet, het nepleren handvat. De briefopener.
Hij wierp de zak op haar schoot. ‘Zorg dat die verdwijnt.’
Zeven
Sara zat aan de eettafel een tijdschrift door te bladeren terwijl haar zus en haar moeder aan het kaarten waren. Haar neef Hareton was een halfuur eerder ook aangeschoven, onaangekondigd zoals gewoonlijk. Hare was twee jaar ouder dan Sara. Ze hadden altijd met elkaar gewedijverd, en ook nu weer troonde hij haar mee de stromende regen in zodat ze zijn splinternieuwe bmw 750li kon bewonderen. Hoe hij zich met het salaris van een plattelandsdokter zo’n dure auto kon veroorloven snapte Sara niet, maar ze maakte wat obligate geluiden omdat ze voor iets anders de energie niet had.
Ze was dol op haar neef, hoewel hij soms maar één doel in zijn leven leek te hebben, namelijk op haar zenuwen werken. Hij stak de draak met haar lengte. Hij noemde haar ‘Rooie’, gewoon om te plagen. Het ergste was nog dat iedereen hem allercharmantst vond. Zelfs haar moeder vond hem het einde, en vooral dat was pijnlijk, want het beeld dat Cathy van haar eigen kinderen had was stukken minder roze getint. Wat Sara nog het meest op Hare tegen had was dat er geen situatie was waarover hij niet luchtig deed, wat soms een bezoeking was voor zijn naasten.
Toen Sara het tijdschrift uit had, begon ze weer voorin, zich erover verbazend dat geen enkele pagina haar bekend voorkwam. Ze was te afwezig om te kunnen lezen en ze keek wel uit om met een van de anderen een gesprek aan te knopen. Vooral niet met Hare, die zijn best deed om haar aandacht te trekken.
‘Wat is er?’ vroeg ze ten slotte toch.
Met een klap legde hij een kaart op tafel. ‘Hoe is het weer daarboven, Rooie?’
‘Zalig,’ zei ze, met dezelfde blik die ze hem dertig jaar geleden had toegeworpen toen hij haar voor het eerst die vraag had gesteld.
Weer legde hij een kaart op tafel. Tessa en Cathy kreunden. ‘Je hebt vakantie, Rooie. Wat is er aan de hand?’
Sara sloeg het tijdschrift dicht en bedwong de neiging om te zeggen dat het haar speet dat ze niet vrolijker was, maar dat ze het beeld van Tommy Braham die dood op de vloer van zijn cel lag niet van zich af kon zetten. Ze keek haar moeder vluchtig aan en zag dat Cathy precies wist wat ze dacht.
‘Ik verwacht iemand,’ bekende ze ten slotte. ‘Will Trent. Een agent van het gbi.’
Cathy kneep haar ogen samen. ‘Wat komt een gbi-agent hier doen?’
‘Hij doet onderzoek naar de moord bij het meer.’
‘En naar dat sterfgeval in het politiebureau.’ Cathy’s stem klonk scherp. ‘Waarom komt hij hiernaartoe?’
‘Hij heeft nog niet gegeten. Ik dacht dat jij misschien...’
‘Moet ik nu ook al wildvreemden van eten voorzien?’
Zoals gewoonlijk maakte Tessa het alleen maar erger. ‘En onderdak verschaffen.’ Tegen Sara zei ze: ‘Het hotel is wegens verbouwing gesloten. Tenzij hij liever drie kwartier wil rijden naar Cooperstown zou ik maar snel het appartement boven de garage in orde maken.’
Sara slikte de verwensing die op haar lippen lag weer in. Hare leunde naar voren, met zijn kin op zijn hand, alsof hij naar een film zat te kijken.
Cathy schudde de kaarten maar weer eens, en door de spanning klonk het extra luid. ‘Waar kent die man je van?’