‘Zodra we hier weg zijn, zal ik contact met Elba opnemen,’ bood Lena aan.
‘Alabama heeft Central Time.’ Frank keek op zijn horloge. ‘Waarschijnlijk kun je de ouders beter zelf bellen in plaats van de politie daar zo vroeg op de ochtend wakker te maken.’
Lena keek ook op haar horloge. Het was bijna zeven uur, wat betekende dat het in Alabama een uur vroeger was. Als het in Elba net zo ging als in Grant County was de recherche ’s nachts stand-by, maar hoefden ze pas om acht uur achter hun bureau te zitten. Normaal zou Lena op dit tijdstip net haar bed uit komen en de strijd aanbinden met het koffiezetapparaat. ‘Ik pleeg wel even een beleefdheidstelefoontje zodra we weer op het bureau zijn.’
Het werd stil in de auto; het enige geluid kwam van de regen die over het metaal streek. Een dunne, felle bliksemflits verlichtte de hemel. Lena dook onwillekeurig in elkaar, maar Frank hield zijn blik op het meer gericht. Ook de duikers trokken zich niks van de bliksem aan. Om beurten gingen ze met de betonschaar aan de slag om het meisje van de twee blokken los te knippen.
Franks telefoon liet een hoog, zangerig geluid horen, als van een vogel in het regenwoud. ‘Ja?’ zei hij nors. ‘En de ouders?’ vroeg hij na een paar tellen, waarna hij binnensmonds vloekte. ‘Ga maar weer naar binnen en zoek het uit.’ Hij klapte zijn mobiel dicht. ‘Sukkel.’
Lena concludeerde dat Brad was vergeten om informatie over de ouders te achterhalen. ‘Waar woont Spooner?’
‘Taylor Drive. Nummer 16a. Brad wacht ons daar op, hopelijk, want hij weet de weg nog niet in zijn eigen broekzak.’ Hij zette de auto in zijn achteruit en met zijn arm over Lena’s rugleuning reed hij een eind terug. De bomen stonden dicht op elkaar en alles droop van de regen. Met haar vlakke hand tegen het dashboard zette Lena zich schrap terwijl Frank de auto langzaam naar de weg manoeuvreerde.
‘Dat ze op 16a woont betekent dat ze in een garage zit,’ merkte ze op. De plaatselijke bevolking wilde nog weleens een garage of leeg gereedschapsschuurtje tot iets ombouwen wat in de verte op woonruimte leek, wat ze dan voor exorbitante bedragen aan studenten verhuurden. De meeste studenten wilden zo vreselijk graag van de campus af dat ze niet te veel vragen stelden.
‘De huisbaas is Gordon Braham,’ zei Frank.
‘Heeft Brad dat uitgevonden?’
Ze reden over een hobbel en Franks kiezen sloegen op elkaar. ‘Dat weet hij van zijn moeder.’
‘Hm.’ Lena peinsde zich suf om iets positiefs over Brad te kunnen zeggen. ‘Toch getuigt het van initiatief dat hij erachter is gekomen van wie het huis en de garage zijn.’
‘Initiatief,’ zei Frank spottend. ‘Als dat joch niet uitkijkt wordt zijn kop er nog eens afgeschoten.’
Lena kende Brad nu ruim tien jaar. Frank kende hem al langer. Ze zagen hem allebei nog steeds als een wat sullige jongen, een puber die volledig uit de toon viel met zijn koppelriem hoog om zijn middel gesnoerd. Brad had voldoende jaren in uniform rondgelopen en de benodigde examens gehaald om voor de gouden rechercheurspenning in aanmerking te komen, maar Lena deed dit werk inmiddels lang genoeg om het verschil te weten tussen een papieren promotie en promotie op straat. Ze hoopte maar dat Brads gebrek aan gewiekstheid er in een stadje als Heartsdale niet zo toe deed. Rapporten opstellen en met getuigen praten kon hij als de beste, maar zelfs na tien jaar achter het stuur van een patrouillewagen was hij nog steeds geneigd vooral het goede in de mens te zien.
Na amper een week bij de politie had Lena al ontdekt dat niemand door en door goed was.
Zijzelf al helemaal niet.