Ze had een schotwond in haar hand. De kogel had een hap uit de rand van haar handpalm genomen. Met spullen uit de eerstehulpkoffer op het politiebureau had ze zichzelf behandeld. Merkwaardig genoeg had het niet erg gebloed. Misschien had de hitte van de kogel de wond dichtgeschroeid. Toch had ze drie pleisters over elkaar moeten plakken om de zaak te bedekken. Aanvankelijk was de pijn nog wel te harden, maar nu ze van de eerste schrik was bekomen, voelde ze haar hele hand kloppen. Ze kon er in het ziekenhuis niet naar laten kijken. Schotwonden moesten gerapporteerd worden. Lena zou iemand om een gunst moeten vragen om aan antibiotica te komen zodat het niet ging ontsteken.
Gelukkig was het haar linkerhand. Met haar goede hand draaide ze de warmwaterkraan open. Lena voelde zich smerig. Ze maakte een papieren handdoekje nat, pompte er wat zeep op en waste haar oksels. Nu ze eenmaal bezig was gaf ze zichzelf een snelle wasbeurt. Hoe lang was ze al op? Het was een uur of drie ’s nachts geweest toen Brad had gebeld over het lijk in het meer. De laatste keer dat ze op een klok had gekeken, was het bijna tien uur ’s avonds geweest. Geen wonder dat ze verdoofd was van uitputting.
‘Lee?’ Jared Long stond in de deuropening. Hij droeg zijn motoruniform. Op zijn laarzen zaten slijtplekken. Zijn haar was in de war. Lena’s hart sloeg over toen ze hem zag.
‘Je mag hier helemaal niet komen,’ zei ze gehaast.
‘Ik ben hier met mijn team om bloed te doneren.’ Hij liet de deur achter zich dichtvallen. Het leek een eeuwigheid voor hij bij haar was en haar in zijn armen sloot. Ze legde haar hoofd op zijn schouder. Als een puzzelstukje, zo goed paste ze in hem. ‘Wat vreselijk voor je, liefje.’
Ze wilde huilen, maar ze had geen tranen meer.
‘Ik bestierf het bijna toen ik hoorde dat een van jullie gewond was geraakt.’
‘Met mij is alles goed.’
Hij pakte haar hand en zag de pleisters die ze op de wond had geplakt. ‘Wat is er gebeurd?’
Ze drukte haar gezicht tegen zijn borst. Ze kon zijn hart horen slaan. ‘Het was heel erg.’
‘Dat weet ik, schat.’
‘Nee,’ zei ze. ‘Dat weet je niet.’ Lena deed een stap terug zonder zich van hem los te maken. Ze wilde hem vertellen wat er echt was gebeurd, niet wat er in de rapporten zou staan, niet wat de pers te horen zou krijgen. Ze wilde hem over haar medeplichtigheid vertellen, haar hart bij hem uitstorten.
Maar toen ze in zijn donkerbruine ogen keek, stokten de woorden in haar keel.
Jared was tien jaar jonger dan zij. Ze vond hem puur en volmaakt. Hij had geen kraaienpootjes of rimpels om zijn mond. Zijn enige litteken was het gevolg van een heftige tackle tijdens een footballwedstrijd op de middelbare school. Zijn ouders waren nog steeds gelukkig getrouwd. Zijn jongere zusje aanbad hem. Hij was het absolute tegenovergestelde van Lena. Het absolute tegenovergestelde van elke man met wie ze ooit iets had gehad.
Ze hield beangstigend veel van hem.
‘Vertel eens wat er gebeurd is,’ zei hij.
Ze koos voor de halve waarheid. ‘Frank was dronken. Ik had pas door hoe erg toen...’ Ze schudde haar hoofd. ‘Misschien heb ik gewoon niet opgelet. Hij drinkt de laatste tijd veel. Meestal kan hij het wel hanteren, maar...’
‘Maar?’
‘Ik heb het gehad,’ zei Lena. ‘Ik neem ontslag. Ik heb nog wat vakantiedagen te goed. Ik moet mijn hoofd weer helder zien te krijgen.’